Mc.12,35-37 (4/06/2021)
Jezus onderwees in de tempel. Hij vroeg: “Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Gezalfde [Christos/Messiah] een zoon van [koning] David is? Zelf heeft David immers door de heilige Geest gezegd: De Heer [God] zei tot mijn heer [de Gezalfde]: “Zit aan mijn rechterhand, Ik maak je weerstrevers tot je voetbank.” [Ps.110,1] Als David zelf hem dus ‘heer’ noemt, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?”
De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.
Kijk, dit is nu een stukje Evangelie waar ik al ‘mijn hele leven’ last mee heb. Dat Marcus uitgerekend na déze woorden van Jezus zegt: “De aanwezigen luisterden graag naar hem”, daar kan ik niet bij. Jawel, er zijn veel andere stukken waar ik dit onmiddellijk zou beamen, maar dit, nee. Ik begrijp niet wat Jezus hier wil duidelijk maken.
Misschien ben ik te weinig doorkneed in de Schriften, dat ik niet zie wat deze woorden allemaal tegelijk oproepen. Of misschien ben ik te weinig Jood, dat ik dit soort redeneringen op Bijbelpassages zou begrijpen. …
Kijk, er is aan dit onbegrijpelijke stukje Evangelie één grote troost: Het is blijkbaar niet nodig om elke letter te verstaan om toch die fascinerende figuur van Jezus te kunnen volgen – of preciezer nog: om door hemzelf geroepen te worden hem te volgen!
Het ‘criterium’ om leerling te mogen worden, is niet ‘alles begrijpen’, maar wel ‘willen luisteren’!