Mc.8,11-13 (15/2/2021)
De farizeeën gingen naar Jezus toe en ze begonnen met hem te twisten, door van hem een teken uit de hemel te verwachten en hem zo op de proef te stellen.
Uit het diepst van zijn wezen slaakte Jezus een zucht, en zei: “Waarom verwachten jullie toch een teken? ik verzeker jullie: dat zal niet gebeuren!”
Hij liet hem achter, stapte weer in de boot en ging weg naar de overkant.
Telkens als er in het evangelie staat: “Zij wilden hem op de proef stellen”, weten we dat Jezus het spelletje van de farizeeën niet zal meespelen.
Ook hier geeft hij niet wat ze vragen: een teken geven … dat zal niet gebeuren!
Het lukte de vragers naar een teken duidelijk niet om te zien wat Huub Oosterhuis verwoordt:
Geen ander teken ons gegeven, geen licht in onze duisternis dan deze mens om mee te leven, een G-d die onze broeder is (lied: Komt ons in diepe nacht ter ore).
Zij zagen het niet. Nochtans liep hij gewoon rond tussen hen. Maar ja, Jezus loopt nu eenmaal niet te pronken met wie hij wezenlijk is.
Als je echter vrij en open in het leven staat, als je bereid bent om van binnen uit te zien, dan kan je niet anders dan dit te zien.
Heel zijn leven (woord en daad) schreeuwt het uit.
En toch …
Zij waren er bij toen. Ze hebben van de wonderen gehoord en hebben ze zelfs gezien en meegemaakt.
En toch zien ze niet.
En wij? Wat zien en geloven wij? Want ook wij mogen mee-maken dat G-d geleefd wordt door zovelen.
Ook wij mogen meemaken wat zij meemaakten: samen leven met mensen wiens leven het goddelijke uitschreeuwt.
De vraag is van alle tijden: Zien wij de tekenen … vandaag?