Mc.6,1-6 (3/2/2021)
Jezus ging van daar [Kafarnaüm] weg en kwam in zijn vaderstad [Nazaret, ca. 40km van Kafarnaüm].
Zijn leerlingen volgden hem. Toen het sabbat werd begon hij te onderrichten in de plaats van samenkomst [synagoge].
Velen die het hoorden, stonden versteld: “Vanwaar heeft hij die dingen? Wat voor een wijsheid is er aan hem gegeven?
En wat een machtige daden gebeuren er door zijn handen!? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon?
Wonen zijn zussen niet hier bij ons?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei tegen hen: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn vaderstad, bij zijn verwanten en in zijn huis.”
En hij kon daar geen enkele machtige daad [wonder] doen, behalve dat hij enkele ziekelijken de handen oplegde en hen heelde.
Hij verwonderde zich over hun niet-vertrouwen en trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderrichtte er.
Veronderstel eens dat plots het gerucht de ronde doet dat je buurman messiasallures heeft door
rond te trekken, boodschappen te verkondigen en zieken te genezen. Wees eens eerlijk … Wat zou je denken …?
Natuurlijk mogen we ons onderscheidingsvermogen nooit uitschakelen, maar minstens starten met een open en ontvankelijke houding
kan ons veel moois doen zien dat we zouden missen bij een te kritische houding.
Dat wij het bijzondere van de mensen rondom ons niet zien (want elke – élke – mens is geschapen naar Gods beeld),
heeft veel te maken met jaloezie en vooroordelen. Het vraagt wat eerlijke moed om dat te willen zien, maar het is wel bevrijdend. Het brengt het heil dichterbij!
Valt het je niet op dat het weer maar eens de ziekelijken zijn die het wél snappen. T.t.z.: ‘snappen’ wellicht niet, maar er wel ontvankelijk voor zijn.
Misschien omdat zij het ondertussen al lang ‘weten’ dat ze het niet van eigen kracht zullen hebben? …