Mc.1,40-45 (14/1/2021)
Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!” En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!” Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend: “Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
In dit stukje Evangelie lijkt niemand zich iets van de regels aan te trekken. De melaatse man niet: hij moest zich afzijdig houden, maar dringt toch door tot Jezus. Ook Jezus niet: hij zou alle contact met deze rafelrandmensen moeten vermijden, maar ten diepste bewogen raakt Jezus de man toch aan. Vervolgens geeft hij de man de raad om zich aan de priester te tonen en aan niemand iets te zeggen, maar de man trekt zich daar niets van aan en gaat luid en enthousiast zijn geluk aan iedereen verkondigen. Alle regels worden hier overschreden door intense gevoelens: het diep ongelukkige gevoel van iemand die sociaal helemaal geïsoleerd is (buiten spel gezet) en de diepe bewogenheid van Jezus om het niet-leven van de man.
Zoals zo vaak, gebeurt het ook hier: sterke gevoelens en/of volhardend geloof (of noem het religieuze vastberadenheid) zijn in staat om voorbij redelijkheid, voorbij kritiek mensen een stap te doen zetten naar Verbonden Léven.