Mc.12,35-37 (5/06/2020)
Bij zijn onderricht in de tempel wierp Jezus eens de vraag op: "Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Messias zoon van David is?
David heeft zelf gezegd, door de heilige Geest bewogen: 'De Heer heeft gesproken tot mijn Heer: Zit aan mijn rechterhand totdat ik jouw vijanden
onder jouw voeten heb gelegd.' Als David zelf Hem Heer noemt, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?"
Het merendeel van het volk luisterde graag naar hem.
Dit vind ik misschien wel het meest weerbarstige stukje uit het Marcusevangelie!
Er is alvast het onderwerp waar Jezus het over heeft. Voor ons, rationele westerlingen, lijkt het een van die overdreven uitgepeuterde ‘oosterse discussies’.
Overigens stelt Jezus alleen maar een vraag en geeft niet eens het antwoord. Het lijkt er ergens om te gaan dat hij zijn toehoorders wil wakker maken over de Messias-kwestie.
Maar – en dat is voor mij nog méér mysterieus – dat net déze passage besloten wordt met de mededeling “Het merendeel van het volk luisterde graag naar hem.”!
Ik denk dat ik dan misschien toch niet bij dat ‘merendeel’ zou horen …
Maar het toont ons wellicht dat het Evangelie niet enkel met ons rationele verstand te benaderen is.
Wellicht gaat het minstens evenveel over een ‘voelen van verbinding’ met die figuur van Jezus. En natuurlijk zit hem dat dan niet alleen in die paar woorden die we vandaag horen,
maar in onze hele levensgeschiedenis met hem. Zou ik díe verbinding, die lévengevende navelstreng, verbreken omwille van een paar woorden die ik niet grijpen kan?