Mc.4,1-9 (13/09/2024)
1 Opnieuw begon Jezus onderricht te geven langs het meer.
Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem,
dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten, op het meer,
terwijl de menigte op het land langs het meer bleef.
2 Hij onderrichtte vaak in gelijkenissen.
Nu zei hij in zijn onderricht tegen hen:
3 “Luister!
Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien.
4 En het gebeurt, tijdens het zaaien,
dat een deel op de weg viel.
De vogels kwamen en aten het op.
5 Een ander deel viel op steenachtige grond
waar het niet veel aarde had.
Onmiddellijk kwam het op,
omdat het niet veel diepte had,
6 maar toen de zon opkwam, verschroeide het,
omdat het geen wortel had.
7 Een ander deel viel tussen de dorens.
Die kwamen op en verstikten het,
zodat het geen vrucht gaf.
8 Een ander deel viel in goede aarde.
en groeiend, gaf het vrucht,
deels dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig.”
9 En hij besloot:
“Wie oren heeft om te horen,
moet luisteren!”
Vandaag staan we even stil bij een van de oude kerkleraren. Hij was een befaamd prediker – vanwaar ook de keuze voor dit Evangelie over het vruchtbare zaad. Wellicht belangrijk – precies ook voor ons vandaag – is daarin op te merken dat hij in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten vaak de ‘diaconie’ benadrukte en zich druk maakte over de geestelijke en materiële behoeften van de armen. Hij sprak zich uit tegen het misbruik van rijkdom en persoonlijke eigendommen. In een van zijn homilieën zegt hij:
“Wilt u het lichaam van Christus eren? Negeer hem niet als hij naakt is. Bewijs hem in zijde gekleed geen eer in de tempel, om hem daarna weer buiten staand te negeren, waar hij het koud heeft en slecht gekleed is. Hij die zei: "Dit is mijn lichaam" is dezelfde die zei: "Je zag dat ik hongerig was en je hebt mij geen eten gegeven", en "Wat u de geringste van mijn broeders heeft aangedaan, heeft U ook mij aangedaan" ... Wat heb je eraan als de Eucharistietafel is overladen met gouden kelken, als je broeder is gestorven van de honger? Begin ermee zijn honger te stillen om daarna met wat overblijft het altaar te versieren.”