Mc.4,26-34 (16 /06/2024)
26 Verder zei hij:
“Zo is het koningschap van God:
Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde:
27 hij slaapt en staat op, nacht en dag,
en het zaad ontkiemt en groeit,
zonder dat hij zelf weet hoe.
28 Want uit de in zichzelf aanwezige kracht
brengt de aarde vruchten voort,
eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren.
29 En wanneer de vruchten rijp zijn,
slaat hij er onmiddellijk de sikkel in
omdat de oogst is aangebroken.”
30 Verder zei hij:
“Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken?
Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken?
31 Het is als een mosterdzaadje:
Wanneer het in de aarde wordt gezaaid,
is het kleiner dan alle zaden op aarde,
32 maar wanneer het is gezaaid,
ontkiemt en groeit het
en wordt groter dan alle tuingewassen
en er komen grote takken aan
zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”
33 Met vele zulke gelijkenissen
verkondigde hij hun het woord,
naarmate zij in staat waren het te horen.
34 Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen,
maar apart met zijn leerlingen,
gaf hij hen van alles uitleg.
We kennen allemaal de uitspraak: ‘God geeft het zijn beminden in de slaap.’ Of we die gedachte ook kunnen/durven te leven is een ander paar mouwen. Alles draait erom of we durven te vertrouwen dat G-ds rijk niet ons werk is, maar het zijne. Het rijk van G-d is sowieso werkzaam in ons, zonder dat wij erin tussenkomen. Het woord van G-d is als een zaad dat vanzelf groeit. Eender hoe de mensen reageren – goed of slecht – G-d blijft onverstoord ten einde toe zijn weg gaan: in stilte, maar krachtdadig.
Dat is toch wel een hoopvol teken voor hen die de oogst niet zien rijpen! Wie luistert naar het Woord mag dus gerust zijn. Als hij zich beschikbaar stelt om het Woord te onthalen, is hij toch niet verantwoordelijk voor de groei ervan. Daarvoor mag hij op G-d vertrouwen. Als hij al het nodige gedaan heeft om in zijn hart het zaad van het Woord te onthalen, dan mag hij ‘slapen’ en het Woord zelf vrucht laten dragen.