Mc.4,35-41 (27/01/2024)
35 Op diezelfde dag, toen het avond was geworden,
zei hij tegen hen:
“Laten we naar de overkant van het meer gaan.”
36 Ze lieten de menigte gaan
en namen hem mee, zoals hij in de boot zat.
Ook andere bootjes waren bij hem.
37 Er stak een hevige stormwind op
en de golven stortten zich op de boot,
zodat die al vol liep.
38 Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen.
Ze maakten hem wakker en zeiden:
“Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?”
39 Nu wakker geworden, strafte hij de wind af
en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!”
En de wind bedaarde
en er ontstond een grote stilte.
40 Hij zei tegen hen:
“Waarom zijn jullie zo bang?
Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?”
41 Zij echter werden erg bevreesd
en zeiden tegen elkaar:
“Wie is hij toch,
dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”
Het verhaal van de storm op het meer is een verhaal vol symboliek: op weg gaan, grond die onder je voeten wegzakt, levens-angst, verlies van zekerheden, alle vertrouwen dat smelt als sneeuw onder de zon, grote stilte …
Stel je even voor dat jijzelf in dat wankele bootje terecht gekomen bent. Je leven gaat z’n gewone gangetje tot het plots helemaal omslaat van een rustig voortkabbelend leven naar stormachtige tijden. Zo kwetsbaar is het leven.
De evangelist benoemt het als storm en stilte, als roepen en zwijgen, als slapen en wakker gemaakt worden. Bij hem speelt op de achtergrond vermoedelijk de tekst van Psalm 18 mee, waar staat: “Toen kwam Jij; Je blies je Geest door wind en water: bedding werd ontwaarbaar. Je greep mijn hand, onttrok mij aan het water, ontrukte mij aan mijn machtige vijand. Jij gaf mij weer levensruimte omdat Je mij lief hebt.” (v.8-20)
Zou het kunnen dat het ín de grote stilte is dat je G-ds rust en vertrouwen op het spoor kan komen? Zou het kunnen dat je daar levensruimte ont-dekt en mag beseffen dat G-d je lief heeft?