Mc.6,53-56 (6/02/2023)
Ze staken over naar het gebied van Gennesaret en legden aan. Toen ze uit de boot kwamen, herkende men hem onmiddellijk. Ze liepen druk de hele omgeving af en brachten van overal de zieken op bedden naar waar ze hoorden dat Jezus was.
Overal waar hij ook kwam, in steden, dorpen of gehuchten, legde men de zieken op de marktplaats. Zij smeekten hem dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed
mochten aanraken. En al wie hem aanraakte, werd genezen.
Weer die drommen volk die om hem heen drongen en hem wilden aanraken. Zou Jezus daar nooit eens genoeg van hebben gekregen? Ergens eens rustig van de natuur kunnen genieten zat er voor hem duidelijk niet in en al die ‘onreine handen’ aan hem zullen toch ook wel eens ‘vies’ gevoeld hebben.
Maar Jezus lijkt het te laten gebeuren.
We weten eigenlijk niets over de eerste 30 jaar van Jezus’ leven, maar het is duidelijk dat het rijpingstijd is geweest. ‘Onderweg’ heeft hij ont-dekt dat het zijn G-ddelijke taak is Aanwezig te zijn bij mensen, heel mens-nabij, tot aanrakens toe. En wie echt zijn taak in deze wereld ont-dekt heeft, ontloopt die niet, ook niet als die onprettige kanten heeft en je ‘opeet’.
Als ik straks weer onder de mensen kom, op mijn werk of gewoon op straat of in de winkel, mogen ze mij dan ‘opeten’ (‘mijn tijd verdoen’)? Mogen ze mij (aan)raken? Om daarin onze leermeester te kunnen volgen moeten we wellicht nu eerst even stilstaan om onze taak als leerling te ont-dekken en onderweg te laten rijpen.