Lc.9,11b-17 (16/06/2022)
Hij ontving de menigte die hem zocht hartelijk en vertelde hen over het koningschap van God, en al wie genezing nodig hadden, heelde hij.
De dag begon nu naar haar einde te lopen. De twaalf kwamen naar hem toe en zeiden: “Laat die mensen gaan, zodat ze in de dorpen en hoeven in de omgeving onderdak en voedsel kunnen vinden, want we zijn hier op een eenzame plaats.”
Maar hij zei tegen hen: “Geven jullie zelf hun maar te eten!” Zij antwoordden: “Wij hebben niet meer bij [voor] ons dan vijf broden en twee vissen, of moeten wij erop uit om voor heel dit volk eten te kopen?” Want er waren zo’n vijfduizend mannen daar.
Jezus zei nu tegen zijn leerlingen: “Laat ze plaatsnemen in eetgezelschappen van ongeveer vijftig.” Dat deden ze en allen namen plaats. Jezus nam nu de vijf broden en twee vissen en, opziend naar de hemel, sprak hij de zegen uit, brak ze, en gaf ze aan de leerlingen om ze aan de mensen voor te zetten.
Zij aten en allen werden verzadigd. Ze verzamelden wat over was: twaalf rantsoenmanden! [het nodige brood voor de komende dag, voor elk van de leerlingen – Lc.11,3]
De voorbije dagen lazen we uit de Bergrede. Er klonken heel wat aanwijzingen om naar te leven. En Matteüs laat doorheen die rede ook duidelijk het vertrouwen in zijn toehoorders horen. Vandaag is Lucas aan het woord en vraag ik me af … hoe staat het met dat vertrouwen?
Jezus zegt heel expliciet: “Geven ‘jullie zelf’ hun te eten.” M.a.w. het is nu aan jullie. Hier zijn de mensen die jullie zijn toevertrouwd. En toch valt hun frank nog steeds niet. Geen van de twaalf denkt er ook maar één moment aan dat zij ‘zijn vertrouwen’ waard zijn, en grijpen naar oude vertrouwde gewoontes (op zoek gaan naar één of andere broodbakker). Ze zien de rijkdom niet van wie aan hen zijn toevertrouwd. Ze beseffen niet wat mensen elkaar te bieden hebben. Heel geduldig laat Jezus nog een keer zien wat hij bedoelt als hij spreekt over dat koningschap van God, en hoe het daar aan toe gaat.
Probeer heel open en ontvankelijk te kijken en je zal zien wat er aanwezig is. Vertrouw dat toe aan G-d en geef het terug. Het zal voldoende zijn om allen te voeden en,… er zal overvloed zijn.