Verbonden Leven

Lc.11,1-4 (6/10/2021)

Eens was Jezus ergens aan het bidden. Toen hij opgehouden was, vroeg een van zijn leerlingen: “Heer, leer ons bidden, zoals Johannes dat ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
Hij zei hen: “Telkens wanneer jullie bidden, zeg dan:
Vader,
laat geheiligd worden jouw naam,
laat komen jouw koninkrijk.
Geef elke dag weer
ons brood voor de komende dag,
en vergeef ons onze verwijdering [zonde]
– zelf vergeven wij ieder die ons iets schuldig is –
en laat ons niet ingaan op beproeving.”

‘Bidden’ was in Jezus’ tijd duidelijk een vanzelfsprekendheid: Johannes deed het, en leerde het aan zijn leerlingen; Jezus deed het, en leerde het aan zijn leerlingen; ook de ‘farizeeën en schriftgeleerden’ overigens deden het, en leerden het aan hun leerlingen.
Hoe vanzelfsprekend is het in míjn leven?
En laat ik mij leren door mijn meester? (En leer ik het aan mijn ‘leerlingen’?)
Wat de inhoud betreft van de woorden die Jezus hiervoor meegeeft, kan ik een leven lang leren uit de eindeloze rij boeken die daar in de geschiedenis over geschreven zijn. En dat moet ik doen: met mijn denkend vermogen dit gebed steeds dieper proberen te doorgronden.
Maar ik kan ook me erin ‘onderdompelen’: bidden in het diepe besef dat ik Jezus’ woorden bid; Jezus zelf dus ín mij laten bidden. Híj is het die ín mij bidt tot zijn Vader. Daar ontstaat een ‘verbinding’ die veel verder strekt dan woorden ooit kunnen weergeven. Daar wordt een relatie gevoed die niet te verengen is tot wat mijn ratio daarover kan zeggen. Bidden is een liefdesstroom …