Lc.24,35-48 (18/4/2021)
De twee leerlingen vertelden wat er onderweg was gebeurd en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood. En terwijl ze dit aan het vertellen waren, kwam hijzelf in hun midden en zei hun: “Vrede voor jullie!”
Ze schrokken erg en werden bang omdat ze dachten een geest te zien. Hij zei hun: “Waarom zijn jullie zo verward en waarom bekruipt zo’n twijfel jullie hart? Kijk naar mijn handen en mijn voeten: Ik ben het zelf. Voel aan mij en kijk. Een geest heeft toch geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik wel heb?” En dit zeggende, toonde hij hun zijn handen en voeten. Omdat zij door de vreugde en de verwondering nog steeds het moeilijk konden vertrouwen, zei hij hun: “Hebben jullie hier iets te eten?” Ze gaven hem een stuk gebakken vis (en honingkoek). Hij nam het en at het voor hun ogen op.
Daarna zei hij tegen hen: “Dit zijn de woorden die ik tot jullie sprak toen we nog samen waren: dat het ‘moet’ dat vervuld wordt wat over mij geschreven staat in de wet van Mozes, de profeten en de psalmen.” Toen opende hij wijd hun verstand om de Schriften te bevatten. En hij zei tegen hen: “Zo staat het geschreven en zo ‘moet’ het: Dat de Gezalfde [Christos] zou lijden en opstaan uit de doden op de derde dag, en dat er in zijn Naam
ommekeer verkondigd zou worden tot vrijmaking van zonden [verwijdering] voor alle volken, te beginnen met Jeruzalem.
En jullie zijn hiervan de getuigen [martyres].
Gisteren, onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs, hing de onmacht nog tussen hen in. Vandaag vertellen ze vol enthousiasme aan hun vrienden over hun ervaringen: Hoe G-d oplichtte in het spreken met elkaar en hoe ‘een vreemdeling’ hen de ogen opende bij het breken en delen.
Vertellende brengen zij het goddelijke ter sprake én komt G-d zelf aan het woord: “Vrede voor jullie.” De kracht van die woorden, de ontmoeting (Hij was toch dood?) brengt heel wat teweeg aan twijfel, verwondering, vreugde … Het is zijn vrede die – op dat bewogen moment – ruimte creëert en de onrust van hen wegneemt.
Als dan de gemoederen tot bedaren zijn gekomen, komt er ruimte vrij om te luisteren en komen ze tot het besef dat hij het is die naar hen toekomt, als mens, en met hen wil eten.
Daar – in het wonder van het samen-zijn, doorheen de verbondenheid (met elkaar, met G-d) – laat Hij zich kennen. Dit aan den lijve mogen ervaren zet je in beweging, doet je spreken. Heel je leven zal er van getuigen.