Lc.18,9-14 (13/3/2021)
Met het oog op sommigen die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren
en neerkeken op de rest, vertelde Jezus nu deze gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar.
De farizeeër ging staan en bad over zichzelf: “God, ik dank je dat ik niet ben zoals de andere mensen:
grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, … of zoals die tollenaar.
Ik vast twee maal per week en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.”
De tollenaar bleef op een afstand staan, hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel, maar sloeg zich op de borst:
“God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
Ik zeg jullie: Híj keerde naar huis terug integer geworden, en niet de ander.
Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden,
en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.”
Voor, tijdens of na je werk even een tempel binnenlopen en bidden, het lijkt vanzelfsprekend voor farizeeërs en tollenaars. Regelmatig maken ze even tijd voor G-d.
Maar waarvan spreekt hun bidden? Spreekt het van zichzelf of mag G-d tot spreken komen? Dit brengt Jezus hier ter sprake: Op wie/wat is je bidden gericht?
Gebruik je het bidden om jezelf te overtuigen van je eigen goedheid? Ga je al biddend jezelf vergelijken met de ander? Dan is het gebed gericht op jezelf. Dan zal je ego ongetwijfeld groter worden, maar dit ten koste van de ander die alsmaar kleiner wordt.
Je kan ook bidden in de hoop en het vertrouwen dat G-d jouw verwijdering verwijdert. Je kan al biddend kritisch kijken naar jezelf in relatie met G-d. Dan mag hij in jou tot spreken komen en zal hij je optillen en doen groeien.
Aan jou de keuze. Wie mag jouw spiegel zijn? Jijzelf, die je ego spiegelt en aldoende meer en meer gericht raakt op jezelf. Of mag G-d jouw ijkpunt, jouw spiegel zijn? Mag hij je teruggeven aan jezelf, vrij-maken … om te Léven, te groeien en te zijn?