Lc.16,19-31 (4/3/2021)
Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal.
En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort,
in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen.
Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!”
Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof,
zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers –
om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.”
Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!”
Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!”
Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”
Jezus vertelt een verhaal. En, zoals eigen is aan verhalen, worden contrasten daarin nogal scherp gesteld.
Oók eigen aan verhalen is dat ze op meerdere ‘lagen’ tegelijkertijd zich laten lezen.
Er is de voor de hand liggende laag van de morele oproep: Zórg voor je arme en zieke mede-mens! Dat brengt heil voor allen.
Er is ook de laag van de karakters: Zíe je hoe de rijke (opvallend naamloos naast Lazarus) het er nogal van neemt en de dingen naar zijn hand zet? Zelfs de mensen, én de gestorvenen, probeert hij voor zijn kar te spannen. Hij geraakt niet verder dan hulp aan zijn eigen broers.
En het verhaal is duidelijk: de goddelijke pedagogie trapt niet in die ik-gerichte manipulatie!
Er is – zonder dat het met name genoemd wordt – ook de subtiele laag van de ‘tekens’: Waaraan had ik het moeten weten wat ik moest doen (om niet in die hel terecht te komen)? (Of dus ook: Waaraan zal ík, vandáág, weten wat ik moet doen?) Antwoord in Jezus’ verhaal: Ze liggen voor je voeten, letterlijk aan je voordeur, én vertolkt in de wijze geschriften. Je hebt ze maar te openen: je ogen én het Boek …