Lc.21,29-33 (27/11/2020)
Nu vertelde hij hen [zijn leerlingen] een gelijkenis: “Kijk naar de vijgenboom, en alle bomen.
Wanneer jullie zien dat zij beginnen te ontspruiten, weet je uit jezelf dat de zomer dichtbij is.
Zo moeten jullie ook, wanneer je deze dingen ziet gebeuren, weten dat het koningschap van God dichtbij is.
Jazeker, ik zeg jullie: Deze generatie zal niet voorbijgaan totdat al deze dingen gebeuren.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden gaan nooit voorbij.”
Weerbarstige stukken Evangelie, vandaag en de komende twee dagen – net in de overgang van het einde van het (liturgisch) jaar naar de Advent (die zondag start).
Maar het is juist de kwestie van die ‘overgangen’ die de lezingen wíllen ter sprake brengen. Want ze zijn van alle tijden (soms kleiner, soms groter) én van alle mensen!
Terugkijken naar ervaringen met overgangen in ons persoonlijk leven, zou ongetwijfeld leerrijk kunnen zijn in onze omgang met overgangen in de grotere wereld.
Eén ervan (zodanig vanzelfsprekend dat we ze over het hoofd zien) is: Het féit dat we hier nu – ná die overgang (doet er niet toe welke) – er zíjn! (… en denk dan even verder …)
Een even vanzelfsprekende reikt Jezus ons vandaag aan: Kijk naar de natuur! (… en denk dan even verder …)
Álle uiterlijke dingen zijn aan verandering (en dus overgang) onderhevig en hebben op zichzelf dus geen ‘eeuwigheid’.
Eeuwigheid heeft alleen Gods ‘Woord’, dat is: zijn Scheppingskracht = Liefde voor zijn schepping!