Lc.21,1-4 (23/11/2020)
Jezus keek op [zittend in de voorhof van de tempel met zijn leerlingen] en zag de rijken hun gaven in de offerschaal werpen.
Maar hij zag ook een arme weduwe die er twee kopermuntjes in wierp.
En hij zei: “Naar waarheid, ik zeg jullie: Die arme weduwe heeft het meest van allen erin geworpen,
want zij wierpen iets uit hun overvloed bij de gaven, maar deze vrouw, vanuit haar tekort, wierp alles wat ze had erin: haar leven!”
De boodschap is zoals altijd ‘simpel’ en ‘ondubbelzinnig’. En toch! Dit alles bewust leven is zo verdomd lastig.
Die radicale houding en de drastische gevolgen daarvan maken het moeilijk, maar als je het waagt enorm boeiend.
Als er wat geld over is, dan… als ik wat tijd over heb, dan … als het niet al mijn vrijheid opeist, dan … .
Dan mag G-d van op de zijlijn meespelen in mijn leven.
G-d als diegene die steeds op de tweede (of laatste?) plaats komt, uit het blikveld verdwijnt als het leven comfortabel verloopt,
die genegeerd wordt waar mogelijk. Zo herkenbaar in het drukke leven. G-d net als de rafelrandmens, de vluchteling, de eenzame,… G-d aan de kant gezet, aan de zijlijn.
Aandacht voor de kwetsbare (voor G-d?), vinden we best wel o.k., tenminste als er over is en ik niet al teveel moet inleveren.
Dat is wat Jezus ziet gebeuren bij ‘de rijken’: Geven vanuit hun overvloed.
Maar weet dat je (rijk of arm) in de eerste plaats mens bent, tekort schiet. Dus geef van daaruit, vanuit je tekort.
Je zal zien hoe leven-gevend het is om niet alleen de restjes, de overschotjes aan te bieden maar heel je leven!