Lc. 19,11-28 (18/11/2020)
Terwijl ze hiernaar luisterden, voegde hij er nog een gelijkenis aan toe,
omdat hij dicht bij Jeruzalem was en men dacht dat het koninkrijk van God dan onmiddellijk openbaar zou worden:
“Iemand van hoge afkomst reisde naar een ver land om het koningschap te ontvangen en dan terug te keren.
Hij riep tien van zijn dienaren. Hij gaf hen elk een trimesterloon met de opdracht: Drijf daar handel mee totdat ik terugkom.
Zijn landgenoten echter haatten hem en zonden een gezantschap achterna om te zeggen:
Wij willen niet dat deze man koning is over ons. Toen hij nu terug kwam, na het koningschap ontvangen te hebben,
liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te weten wie wat verhandeld had.
De eerste kwam bij hem en zei: “Jouw trimesterloon heeft het tienvoudige voortgebracht.”
Hij zei tegen hem: “Uitstekend, goede dienaar, omdat je in het kleinste trouw bent geweest, zul je gezag hebben over tien steden.”
Toen kwam de tweede en zei: “Jouw trimesterloon heeft het vijfvoudige voortgebracht.”
Ook tegen hem zei hij: “Ook jij krijgt het over vijf steden.”
Nu kwam een ander en zei: “Ziehier jouw trimesterloon, ik heb het bewaard, verborgen in een doek.
Ik was bang, omdat je streng bent: je neemt wat je niet hebt gegeven, je oogst wat je niet hebt gezaaid.”
Tegen hem zei de heer: “Met je eigen woorden zal ik je oordelen, slechte dienaar.
Je meende dat ik een streng mens ben, die neemt wat ik niet heb gegeven en oogst wat ik niet heb gezaaid.
Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank gegeven, zodat ik het bij mijn terugkomst met rente kon terugvorderen?”
Nu zei hij tegen de omstaanders: “Neem dat trimesterloon van hem af en geef het aan wie er tien heeft.”
Ze zeiden verbaasd: “Maar heer, hij heeft er al tien!”
Ik zeg jullie: “Aan al wie heeft, zal gegeven worden, en van al wie niet heeft, zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
En daarnaast: Die vijanden, die niet wilden dat ik koning over hen ben, breng ze hier en slacht ze voor mijn ogen af.”
Hierna trok hij verder naar Jeruzalem.
De verwachtingen zijn hoog gespannen. Er wordt over niets anders nog gesproken: Jezus trekt op naar Jeruzalem waar hij het koninkrijk van God zal doen aanbreken.
Hij weet dat zijn toehoorders nog steeds niet begrijpen dat zijn koninkrijk – dat waar zij zo naar uitkijken –
wel eens van een heel andere orde zou kunnen zijn dan zij gedacht hadden. Daarom deze gelijkenis, in de hoop hun gedachtenpatroon te doorbreken.
Leven in zijn Rijk ís geen kwestie van gelaten wachten op de koning. In tegendeel er wordt verwacht dat je verantwoordelijkheid opneemt en je leven uitbouwt.
Alles wat je daarvoor nodig hebt, wordt je gegeven. Aan iedereen! Alleman krijgt hetzelfde, nl. dat wat nodig is
en dit samen met de opdracht om er iets mee te doen, te handelen. Niet zomaar lukraak maar G-dgericht. Je handelen heel bewust afstemmen op zijn Rijk.
Zo wordt Léven mogelijk, meer en meer.
Maar wat als wantrouwen en angst de richting aangeven? Dan valt alles stil, dan is er van groei geen sprake, integendeel je komt met lege handen te staan.
Dus neem je verantwoordelijkheid en leef, met dat wat je kreeg. Dan zal er jou steeds meer gegeven worden.