Lc. 8,4-15 (19/09/2020)
Mensen uit allerlei steden kwam op hem af, zodat zich een grote menigte verzamelde.
Hij vertelde hen een gelijkenis:
Een zaaier ging uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een deel op de weg.
Het werd vertrapt en de vogels aten het op. Een ander deel viel op rotsige grond.
Toen het begon te groeien verdorde het omdat het onvoldoende water had.
Weer een ander deel viel tussen de dorens.
Die groeiden mee op en verstikten het opkomende graan.
Maar een deel viel in goede aarde en toen het volgroeid was
bracht het buitengewoon veel vrucht voort.
Hierna riep Jezus uit:
“Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren!”
Zijn leerlingen vroegen hem nu: “Wat bedoelt deze gelijkenis?”
Hij antwoordde:
“Jullie, die leerling willen zijn, is het gegeven de verborgenheden
van het koninkrijk van God te leren kennen.
Tot de anderen spreek ik in gelijkenissen omdat zij ziende niet zien en horende niet verstaan.
Dit bedoelt nu deze gelijkenis:
Het zaad is het woord van God.
Die langs de weg zijn zij die het horen.
Maar dan komt de tweedrachtzaaier en neemt het woord weg uit hun hart,
zodat ze niet tot innerlijk vertrouwen zouden komen en behoed worden.
Die op rotsige grond zijn zij die, wanneer zij het horen,
het woord met vreugde ontvangen, maar geen wortel hebben.
Voor een tijdje staan ze in dat vertrouwen,
maar in een tijd van beproeving, nemen zij er afstand van.
Die tussen de dorens vallen zijn zij die het horen,
maar gaandeweg verstrikt raken in de zorgen of de rijkdom en genietingen van het leven
en daardoor niet voldragen raken.
Die in goede aarde vallen zijn zij die het woord horen
en het behouden in een goed hart en daardoor duurzaam vrucht dragen.”
Jezus brengt zijn boodschap verpakt in een verhaal. Dat ‘verpakken’ komt enigszins dubbel over:
Enerzijds ligt het door z’n eenvoud en voorstelling uit het dagelijks leven heel gemakkelijk in het oor – als een aantrekkelijk cadeautje;
anderzijds ligt de kern ervan natuurlijk niet in de verpakking, maar in dat wat er ín zit.
Maar daarvoor moet je het verhaal niet alleen ‘horen’, maar moet je er ook naar ‘luisteren’!
Verderop geeft Jezus zelf de aanwijzing waar het verschil zit: “Aan wie leerling wil zijn, is het gegeven … Maar tot de anderen …”
‘Horen’ doe je met je oren en je hersenen; ‘luisteren’ doe je met het hart van een leerling:
vanuit een verlangen G-d te leren kennen (‘in kennis te zijn met G-d’), met een grote ontvankelijkheid en ruimte voor de a/Ander.
Wat Jezus hier aangeeft als wat nodig is om zijn verhalen te beluisteren, haalde hij eigenlijk bij de profeet Jesaja,
die dezelfde dingen zegt over … de Messias! (zie Jes.50,4) Als Jesaja het 500 jaar vóór Jezus al wist dat deze luisterhouding de waarachtige leerling-houding is,
weten wij het dan 2000 jaar ná Jezus?