Lc.19,45-48 (22/11/2024)
45 Hij ging binnen in de tempel
en begon de kopers en verkopers buiten te drijven:
46 “Er is geschreven:
Mijn huis zal een huis van gebed zijn [Jes.56,7],
maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!”
47 Elke dag gaf hij onderricht in de tempel.
De tempeloversten en de schriftgeleerden zochten hem te doden,
zo ook de leiders van het volk,
48 maar zij vonden niet wat ze konden doen,
want heel het volk hing aan zijn lippen.
Weer een voorbeeld van hoe iemand die alleen maar goed doet en waarheid spreekt, toch heel veel weerstand krijgt. Ook dat blijkt helaas een ‘menselijk’ fenomeen van alle tijden te zijn.
Vreemd toch: De ‘schriftgeleerden’ konden hem op geen enkele fout vangen, en omgekeerd getuigt de bijval door het volk ervan dat hij goede en ware dingen zegt. Waarom hem dan willen doden?
Waarheid en goedheid zijn confronterend. Ze leggen onze on-waarheid en on-goedheid bloot, niet noodzakelijk als een veroordeling, maar niettemin pijnlijk duidelijk. En daar houden we uiteraard niet van. Liever liquideren we de boodschapper dan ons eigen leven te veranderen.
Heb je gemerkt dat hier geruisloos overgegaan is van het Bijbelverhaal naar óns verhaal? We zijn nogal geneigd dat soort gedrag in de schoenen van de ‘schriftgeleerden en farizeeën’ te leggen. Maar wat zullen wij / wat zal ík doen als Jezus over ‘de tempel van mijn lichaam’ (=zijn woonplaats!) zegt dat het een huis van gebed zou moeten zijn, terwijl ik er een rovershol van heb gemaakt?