Lc.14,15-24 (5/11/2024)
15 Eén van de tafelgenoten hoorde dit en beaamde:
“Gezegend wie mag maaltijd houden in het koninkrijk van God!”
16 Jezus antwoordde hem:
“Iemand richtte een groot gastmaal in en had veel mensen uitgenodigd.
17 Op het uur van het gastmaal
zond hij zijn dienaar
om de genodigden te melden:
“Kom, alles is bereid.”
18 Maar onverwacht begonnen zij allen zich te verontschuldigen:
“Ik heb een akker gekocht
en ik moet die gaan bekijken;
ik vraag je mij te willen verontschuldigen.”
19 “Ik heb vijf ossenspannen gekocht
en moet die gaan proberen;
verontschuldig mij.”
20 “Ik ben pas getrouwd,
daarom kan ik niet komen.”
21 Bij thuiskomst meldde de dienaar dit aan zijn heer.
Die werd woedend en zei nu tegen zijn dienaar:
“Ga vlug naar de pleinen en stegen van de stad.
De armen en gebrekkigen, de lammen en de blinden,
breng ze hier binnen!”
22 De dienaar zei:
“Heer, wat je opgedragen hebt, is gebeurd, en nog is er plaats.”
23 De heer zei tot de dienaar:
“Ga naar de wegen en paden buiten de stad
en nodig de mensen met aandrang uit binnen te komen,
zodat mijn huis vol raakt.
24 Want ik zeg jullie:
Niemand van wie uitgenodigd waren,
zullen proeven van mijn gastmaal.”
G-d nodigt ons uit. De uitnodiging ligt al in onze brievenbus. De vraag is: zijn we geïnteresseerd? Zijn we bereid om naar het koninkrijk van G-d te gaan? Willen we tijd maken voor dat grotere geheel en erin gaan leven?
Vaak verzinnen we excuses. We hebben het te druk. De aantrekkingskracht van het aardse is enorm sterk, zo sterk dat er geen tijd meer is om het hemelse te ont-dekken. Er is weerstand, we verstoppen ons en vluchten weg in al onze ikkige doenerigheid.
Zou het kunnen dat “maaltijd houden in het koninkrijk van God” juist niet gaat over ‘doen’, maar over ‘zijn’? Dat dit ‘zijn’ de realiteit is waarin we bedoeld zijn om te leven?
Als dat zo is, begint het bij de moed om te luisteren en in te gaan op zijn uitnodiging. Dan kunnen we ontdekken dat er Iemand is die al van eeuwigheid op ons wacht: Hij die is. Hij wacht op ons tot we de ruimte van ‘doen’ loslaten en binnengaan in de ruimte van ‘zijn’ als genodigde, als ‘zijn-met’. En daar, aan die maaltijd, in die ontmoeting, mogen we ont-dekken wat Léven is.