Verbonden Leven

Lc.11,14-26 (11/10/2024)

14    Eens dreef Jezus een demon uit die stom was.
       Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken.
       De omstaanders verwonderden zich daarover.
15    Sommigen zeiden:
       “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen,
       dat hij demonen kan uitdrijven!”
16    Anderen – om hem op de proef te stellen –
       verlangden van hem een teken uit de hemel.
17    Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden
       en zei daarom:
       “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is,
       raakt verwoest; het ene huis valt op het andere.
18    Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is,
       hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?
       Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
19    En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf,
       door wie drijven jullie zonen ze dan uit?
       Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn.
20    Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf,
       dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
21    Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt,
       dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
22    Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij,
       overwint hij hem,
       ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde
       en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
23    Wie niet mét mij is, is tegen mij,
       en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.
24    Telkens wanneer een nog niet gereinigde geest uit iemand weggaat,
       dwaalt hij door dorre plaatsen op zoek naar rust.
       Omdat hij die niet vindt, zegt hij:
       “Ik ga terug naar mijn huis, vanwaar ik ben weggegaan.”
25    Wanneer hij er terugkomt
       en hij vindt het schoongeveegd en [leeg, kil] ordentelijk,
26    dan trekt hij andere geesten met zich mee,
       wel zeven, nog slechter dan hijzelf.
       Eens binnen, vestigen ze zich daar.
       Zo is het voor die mens aan het eind nog erger dan van tevoren.”

Opnieuw gaat het over eenheid. Eén zijn met jezelf en met je Bron van Léven, maakt ook dat je éénheid brengt in je omgeving. Jezus was op deze wijze één; Jezus was op deze wijze beeld van de Ene. En op deze wijze bracht hij éénheid, heelheid, bij de mensen om hem heen.
Wie uit is op ‘verdeel en heers’ kan en wil dat echter niet zien en voert oppositie. Ze oefenen ‘tegenkrachten’ uit, en gaat dat niet met degelijke argumenten, dan maar met zwartmakerij. (De mensheid is in 2000 jaar tijd nog niet veel veranderd!) Men roddelt maar rond dat hij ‘des duivels’ is.
Met opnieuw een rake parabel ontkracht Jezus dat. De ‘diabolos’ is net dat wat lijnrecht tegenover de één-makende G-d staat. ‘Diabolos’ is wat tweedracht zaait, splitst, verdeelt, … ‘Diabolos’ is dus geen ándere kracht dan G-d, maar wat er gebeurt als G-d níet gebeurt!
Wij zijn natuurlijk niet G-d, zelfs niet Jezus, maar we proberen hem wel na te volgen. Elk van onze daden en dagen zouden wij op dan ook op dat continuüm moeten onderzoeken: brachten ze eenheid – en dus G-d; of brachten ze verdeeldheid – en dus ‘diabolos’?