Verbonden Leven

Lc.11,5-13 (10/10/2024)

     En Jezus ging verder
       [nadat hij aan zijn leerlingen het gebed tot zijn Vader had geleerd]:
       “Stel, je hebt een vriend
       en midden in de nacht ga je naar hem toe
       en vraagt:
       “Vriend, leen mij drie broden,
     want een andere vriend van mij is van een reis
       bij mij aangekomen
       en ik heb niets om hem voor te zetten.”
     Zou die dan van binnenuit antwoorden:
       “Doe mij die moeite niet aan!
       De deur is al gesloten
       en mijn kinderen en ik zijn al in bed,
       ik kan niet opstaan om ze je te geven.”?
     Ik zeg jullie:
       Zelfs al zou hij niet opstaan
       en het hem geven
       omdat het zijn vriend is,
       dan nog zou de onbeschaamdheid
       hem oproepen
       en zal hij hem geven zoveel als hij nodig heeft.
     Ik druk jullie op je hart:
       Vraag – en je zult krijgen,
       zoek – en je zult vinden,
       klop – en er zal je worden opengedaan.
10    Want iedere vragende – ontvangt,
       iedere zoekende – vindt,
       voor iedere kloppende – zal er opengedaan worden!
11    Welke vader onder jullie zal,
       als je zoon om brood vraagt,
       hem een steen geven?
       Als hij om vis vraagt,
       geef je hem toch geen slang?
12    Als hij om een ei vraagt,
       geef je hem toch geen schorpioen?
13    Als jullie dan
       – ook al zijn jullie slecht –
       goede gaven weet te geven aan jullie kinderen,
       hoeveel te meer zal de hemelse Vader
       heilige Geest geven
       aan wie hem daarom vragen?!”

Dit stuk behoort onverkort bij dat van gisteren, bij Jezus antwoord op de vraag: Leer ons bidden. Het ‘kinderlijke toevertrouwen aan G-d’ van gisteren, wordt hier aangevuld met het ‘stoutmoedige appelleren van G-d’.
Natuurlijk moeten we hier opletten niet te vervallen in een ‘do-ut-des-geloof’. Daarin geef ik wat aan G-d (mijn vertrouwen, mijn daden, een offer, …) opdát G-d iets aan mij terug zou geven (een goed leven, mijn wens, …)
Maar we mogen het wel zien binnen ‘de logica van de liefde’, zoals Jezus hier immers zelf met zijn voorbeeld aanhaalt: “Welke vader onder jullie zal aan zijn zoon …” Áls ik mij genegen toevertrouw aan G-d en werkelijk een innige verbinding met G-d aanga, dan ligt het in de lijn van zijn gratuite liefde – die we in de Bijbel leren kennen – dat hij ons ook tegemoet komt met ‘al wat wij nodig hebben’.
Misschien is dat wel onze moeilijkste daad van geloof, te vertrouwen in G-ds gratuite liefde voor ons?