Lc. 2,36-40 (30/12/2023)
36 Er was ook een profetes: Hanna,
dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
Ze was hoogbejaard:
na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37 Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
Nooit ging ze weg van de tempel
en ze diende de Heer nacht en dacht
met vasten en gebed.
38 Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
Antwoordend, loofde zij God
en sprak over hem
tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39 Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
keerden ze terug naar Galilea,
naar hun stad, Nazaret.
40 Het kindje groeide op en werd gesterkt,
het werd vervuld van wijsheid
en de genade van God was met hem.
In enkele woorden wordt hier een overzicht gegeven van het leven van Hanna (een profetes): haar jeugd, huwelijk en haar G-dgericht leven als weduwe. Ze draagt een schat aan herinneringen met zich mee en heeft weet van ‘ooit’. Zij weet de beperkte blik op het hier en nu te verbreden en te verdiepen. (Is dat ook niet de rijkdom en de wijsheid van onze bejaarden?). Wat ze zegt komen we niet te weten, wel over wie en tot wie ze spreekt.
Ze spreekt over het Kind waarin zij iets van G-d gewaar wordt. Het Kind doet haar spreken tot allen die bevrijding willen, tot allen die het verleden willen loslaten. Het gaat hier niet over een individueel, persoonlijk gebeuren. Neen, het gaat over de bevrijding van Jeruzalem, van een stad, een volk. Het is een bevrijding die verder reikt dan het eigen beperkte leven. Het Kind waarover zij spreekt mag opgroeien in dat ruimer perspectief, te midden van G-dgerichte mensen. Zo mogen ook wij elkaar G-dgericht doen groeien. Dan zullen wij, net als het Kind, G-ds genade ervaren en uitgroeien tot krachtige mensen vervuld met wijsheid.