Lc.17,11-19 (15/11/2023)
11 Op weg naar Jeruzalem
ging Jezus tussen Samaria en Galilea in.
12 Toen hij daar een dorp binnenging,
kwamen tien melaatsen hem tegemoet,
die op een afstand bleven staan.
13 Ze riepen:
“Jezus, ontferm je over ons!”
14 Jezus zag hen aan en zei:
“Ga, en toon jullie aan de priesters.”
En terwijl ze gingen,
werden ze gereinigd.
15 Eén van hen nu,
toen hij zag dat hij geheeld was,
keerde terug
en verheerlijkte God met luide stem,
16 en hij viel voor Jezus’ voeten neer
om hem te danken
– en hij was een Samaritaan
[die volgens de Joden niet op de juiste wijze hun geloof beleefden].
17 Jezus vroeg hem:
“Zijn niet alle tien gereinigd?
Waar zijn dan de andere negen?
18 Is er dan niemand teruggekeerd
om God de eer te geven
dan alleen deze allochtoon?”
19 En hij zei tegen hem:
“Sta op en ga.
Je geloof heeft je behoed.”
Een verhaal over tien rafelrandmensen die ergens in het grensgebied wonen. Het is een gemengde groep – Joden en Samaritanen. Is het hun lijden dat hen samenbrengt? Wanneer ze genezen zijn, valt de groep uit elkaar. Van negen horen we niets meer, eentje keert terug.
Een verhaal met een dynamiek van afstand en nabijheid, van komen, gaan en uiteindelijk terugkomen. Bij het begin blijven de tien op een afstand staan. Ze moeten roepen om gehoord te worden. Jezus ziet hen, spreekt hen aan en brengt hen in beweging. En de tien gaan – op zijn woord – in het vertrouwen dat ze zullen genezen.
Als die genezing een feit blijkt te zijn, is er eentje die terugkeert, de Samaritaan. Hij maakt de ganse beweging vol: hij roept, wordt gezien, komt in beweging, gaat op weg én komt terug bij de Bron. Dat laatste doet hij niet omdat hij wél dankbaar is en de andere negen niet – waarom zouden we denken dat die anderen ondankbaar zijn? – maar omdat hij weet waar hij moet zijn, nl. bij diegene waar G-ds bedoeling met het leven en de mensen oplicht en tot leven komt.