Lc.13,18-21 (31/10/2023)
18 Daarop zei Jezus:
“Waarop lijkt het koningschap van God?
Waarmee zal ik het vergelijken?
19 Het lijkt op een mosterdzaadje.
Iemand wierp het in zijn tuin
en het groeide
en werd een grote struik met vele takken
waarin de vogels van de hemel zich nestelden.”
20 En opnieuw zei hij:
“Waarmee zal ik het koningschap van God vergelijken?
21 Het lijkt op gist
dat een vrouw verborg in een grote hoeveelheid meel,
zodat het in z’n geheel doorgistte.”
Gewoonlijk lezen we dat dat zaadje ‘geplant’ wordt en de gist ‘verwerkt’, maar in een striktere vertaling staat er eigenlijk dat ze ‘geworpen’ en ‘verborgen’ worden. Dat wijst op enige achteloosheid, alsof het niet hun bedoeling was dat er iets mee zou gebeuren – of niet hun verwachting!
Maar toch gebeurt het! Toch groeit dat zaadje uit en toch doordesemt het gist het brood. En Jezus gebruikt dat beeld om duidelijk te maken dat toch het ‘koningschap van G-d’ zal doorbreken, ondanks onze schamele pogingen en verwachtingen!
Het is alsof Jezus hier wil duidelijk maken dat we geen overtrokken machtsgevoel moeten koesteren: het ‘koningschap van G-d’ hangt niet af van mij! G-d zelf geeft die groeikracht. Hij is het die wasdom schenkt en zal schenken, ook waar ik dat niet verwacht. Misschien – wellicht! – gebeurt dat dus wel veel meer dan ik zie?! Het begint vaak onooglijk klein en het duurt meestal wel even eer het echt zichtbaar wordt, en het hangt dus niet van mijn overtrokken inspanningen af, maar doorbreken zal het, omdat het goddelijk is …