Lc.10,13-16 (6/10/2023)
13 Wee, Chorazin, wee, Betsaïda
[dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen],
want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon
de krachtige daden zouden zijn gebeurd
die bij jullie zijn gebeurd,
dan zouden zij al lang
– in zak en as gezeten –
zich bekeerd hebben.
14 Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn
dan voor jullie.
15 En jij, Kafarnaüm,
zul jij tot de hemel verheven worden
[omdat ik er vertoefde en verkondigde]?
Tot in het dodenrijk zul je afdalen
[omdat je mij verwierp]!
16 Wie jullie hoort, hoort mij,
wie jullie verwerpt, verwerpt mij;
en wie mij verwerpt, verwerpt hem die mij gezonden heeft.”
Chorazin en Betsaïda staan symbool voor mensen die G-d en geloof bewust aan de kant schuiven. Ze wíllen niets weten van G-d. Er zijn daarnaast ook mensen die geen weet hebben van G-d (Tyrus en Sidon). Zij lijken wél open te staan voor geloof en G-d.
Maar het is niet aan ons om het proces te maken van steden of mensen ten tijde van Jezus en ouder. Laten we gewoon kijken naar onze maatschappij. Hoe is het daarmee gesteld? En als het over de maatschappij gaat, gaat het ook over mij (ik ben immers een deel van die maatschappij en geef ze dus ook mee vorm) en dan komt de vraag rechtstreeks op mij af: Is er in mij nog openheid voor G-d en verkondiging of heul ik mee met al het wantrouwen en verban ik zodoende G-d ook bewust uit mijn leven? Durf ik in deze woelige tijden nog spreken van G-d? Durf ik nog zeggen dat een gelovige gemeenschap mij kracht en ondersteuning biedt? Het is niet evident. De kans is groot dat je samen met het instituut verworpen wordt. En toch is het dat wat ons te doen staat: G-d aan het woord laten in en door ons heen en met heel ons leven getuigen van G-ds Liefde en trouw.