Lc.6,1-5 (9/09/2023)
1 Het gebeurde eens dat Jezus op een sabbat
door de velden liep.
Zijn leerlingen plukten aren en aten die op
door ze met hun handen stuk te wrijven.
2 Enkele van de farizeeën nu zeiden tegen hen:
“Waarom doen jullie iets wat niet toegestaan is op sabbat?”
3 Jezus antwoordde hen:
“Hebben jullie dan niet gelezen wat David deed,
toen hij en zijn metgezellen honger leden?
4 Hoe hij het huis van God is binnengegaan
en de toonbroden nam en opat
en die ook aan zijn metgezellen gaf, [1Sam.21,1-6]
terwijl die niet mogen gegeten worden,
behalve enkel door de priesters?” [Lev.24,5-9]
5 En hij zei hun:
“De mensenzoon is de heer van de sabbat.”
Hier gaan we weer. Opnieuw wordt er gediscussieerd over wat volgens de wet al dan niet mag (op sabbat). Het blijft – ook vandaag nog – voor velen een worsteling: Kan een samenleving zoals G-d ze bedoeld heeft, vastgelegd worden in een onpersoonlijk systeem van regels en wetten? Of is er een ‘kleine goedheid’ nodig die het systeem telkens weer corrigeert en de concrete mens met zijn concrete noden in het vizier brengt?
Voor Jezus is het duidelijk: de wet is essentieel, maar het fundament is de kleine goedheid (aandachtig leven, betrokken op elkaar, brood geven aan wie hongert, ...). Een samenleving waar mensen écht samen leven met elkaar is alleen maar mogelijk, als er voorbij de regels ook ruimte en aandacht is voor de persoonlijke, alledaagse, menselijke goedheid van de ene mens t.o.v. de andere. In dat rijk zal de ene mens z’n verantwoordelijkheid opnemen voor de andere en zal de kleine goedheid als goddelijke vonk in elke mens te zien zijn. Het is de kleine goedheid die het perspectief en de hoop op het Visioen van G-ds rijk wakker houdt.