Lc.16,19-31 (25/09/2022)
Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!” Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”
Er is een rijke (zonder naam) die in zijn eigen bubbel leeft. Wat er om hem heen gebeurt, ziet hij niet. En er is een arme (genaamd Lazarus) die vergeefs naar de restjes van de rijke verlangt. Dan sterft de arme en draaien de rollen zich om. De arme wordt geborgen in de schoot van Abraham en deze voert voor de arme nu het woord. De rijke krijgt een mooie begrafenis maar wordt dan geworpen in de ellende. Hij moet zelf zijn woord voeren, maar het brengt hem niet verder. Hem wordt een onoverkomelijke grens aangeduid. En als hij dan uiteindelijk verder kijkt dan zijn eigen hachje en om zijn broers bekommerd raakt, wordt hem duidelijk gemaakt waar het ten diepste op aan komt: luisteren en omkeren.
Het gaat er niet om dat de verschillen worden opgeheven, maar wel
- dat er weet is van de ander, begrip en respect voor elkaar.
- dat mensen elkaar zien, zich omkeren naar, en inleven in de ander.
- dat er geluisterd wordt over en weer en men zich naar elkaar keert.
Zelfs over de dood heen kan het verhaal dan verder gaan opdat ook anderen luisteren en omkeren.