Lc.12,32-48 (7/08/2022)
Wees niet bang, kleine kudde, want het is de innige wens van de Vader jullie het koninkrijk te geven.
Verkoop wat je bezit, geef in gulle barmhartigheid, maak beurzen die niet vergaan: een schat in de hemel die niet opraakt en waar geen dief aan kan of geen mot hem aantast. Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.”
“Laat jullie lendenen omgord zijn [klaar voor het werk] en jullie lampen brandend [waakzaam op wat komt]. Wees als mensen die hun heer, die terugkomt van een feest, verwachten en onmiddellijk open doen wanneer hij aanklopt.
Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt wanneer hij thuiskomt. Zeker, zeg ik jullie: Híj zal zich omgorden, hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen. Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht, of misschien pas aan het einde van de nacht, gezegend de dienaars die hij zó vindt.”
“Maar weet goed: Als de heer des huizes geweten had op welk uur de dief kwam, dan had hij wel gewaakt en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis. Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig], want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
Petrus vroeg hem nu: “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen, of ook voor allen?”
De Heer antwoordde: “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn die de heer zal aanstellen over zijn personeel en die op de gepaste tijd hen het eten geeft dat hen toekomt? Gezegend de dienaar die zó bezig is wanneer de heer thuiskomt. Waarlijk, ik zeg jullie dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar als die dienaar in zijn hart zegt: mijn heer neemt er de tijd van, en hij begint de knechten en meiden te slaan en eet en drinkt tot hij dronken wordt, dan zal de heer van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent; hij zal worden verwijderd van zijn heer en ondergaan het lot van de ontrouwen.
De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen, maar zich daar niet heeft op voorbereid en [die wil] gedaan, zal met vele slagen geslagen worden. Als hij die echter niet heeft leren kennen en heeft gedaan wat straf verdient, zal hij met weinig slagen geslagen worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden gevraagd; en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal veel worden geëist.”
De opdrachten die Jezus aan zijn leerlingen geeft, lijken vaak behoorlijk veeleisend. Laten we eerlijk zijn: ze zíjn veeleisend. Toch zegt Jezus heel bemoedigend: “Wees niet bang!” En dan voegt hij er iets aan toe wat we wellicht te vaak vergeten: G-d wíl ons zijn ‘koninkrijk’ geven! Hij verlangt niet liever dan dat die ‘hemel op aarde’ ook werkelijkheid kan worden. Hij staat er mee klaar om het ons zomaar ‘om niet’ te schenken.
Maar dan is de vraag natuurlijk – zoals Jezus het in tweede parabeltje vertelt – of ik er wel toe ‘bereid’ ben: ben ik er klaar voor – heb ik mij er klaar voor gemaakt? Dat G-d met zijn gave klaar staat, kan niet betekenen dat ik dan maar op mijn lauweren ga rusten en niets meer hoef te doen. Integendeel: Het vraagt van mij een actieve verantwoordelijkheid, voor mezelf, mijn medemensen en onze wereld. Er wordt mij immers veel in handen gegeven. Dat kan maar uitbloeien tot ‘G-ds koninkrijk’ als ik er ook veel mee doe!