Joh.6,35-40 (4/05/2022)
En Jezus zei: “Ik ben het brood ten leven. Wie naar mij toe komt, zal geen honger meer hebben, en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst hebben.”
“Maar ik heb je al gezegd dat jullie niet vertrouwen, ook al hebben jullie mij gezien. Al wie de Vader mij geeft, zal naar mij toe komen, en wie naar mij toe komt, zal ik onder geen beding verwerpen. Want ik ben van de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van wie mij gezonden heeft.
En dit is de wil van wie mij gezonden heeft: dat ik van allen die hij mij gegeven heeft niemand verloren laat gaan, maar hen doe opstaan op de ultieme dag.
En dit is de wil van wie mij gezonden heeft: dat ieder die de Zoon ziet en in hem vertrouwt, het volle leven heeft en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.”
Het zijn wel wat zware woorden die de evangelist Johannes hier (en vaak in zijn Evangelie) gebruikt, maar met wat aandacht bij het lezen (en herlezen) komen we toch al snel uit bij een ongelooflijk beloftevolle boodschap:
God, degene die ons het leven geeft, geeft ons tegelijk ook zijn Zoon, zijn eerstbeminde, opdat wij door Jezus, de weg naar waarheid en leven zouden vinden.
Jezus reikt ons meer aan dan brood, zelfs meer dan woorden en daden, hij reikt ons het volle leven aan, in naam van zijn Vader.
En hij zal niemand verwerpen! Ja, het staat er heel nadrukkelijk: níemand van wie naar hem toekomt, zal hij aan de kant schuiven of negeren. Moet je vandaag maar eens bekijken hoe ver we met die boodschap staan, in onze huidige maatschappij, in onze kerk, in ons eigen leven …
Het is zijn uitdrukkelijke bedoeling dat niemand verloren gaat! – Als we nu eens daarin ons vertrouwen konden stellen … zouden we dan niet wat minder angstige mensen worden, ‘opgestane mensen’, mensen die leven in de vreugde van de ultieme dag …?