Joh. 8,31-42 (6/04/2022)
Toen Zei Jezus tegen de Joden die in hem hun vertrouwen gingen stellen: “Als jullie verblijven in mijn woord, zijn jullie waarachtig leerling van mij en zul je waarachtig kennen. En waarachtigheid zal je vrij maken.”
Ze antwoordden hem: “Wij zijn nakomelingen van Abraham en nooit iemands onderhorige geweest. [wbt geloof] Hoe kun je dan zeggen dat we vrij zullen worden?”
Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie: Ieder die zonde doet [zich verwijdert van God en mens], is een slaaf van de zonde. De slaaf blijft niet voor altijd in het huis; de zoon blijft voor altijd. Als dus de zoon jullie heeft vrijgemaakt, dan pas zul je werkelijk vrij zijn. Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn. En toch tracht je mij te doden omdat mijn woord geen ruimte vindt in jullie. Ik spreek uit wat ik heb gezien bij mijn Vader; zo doen ook jullie wat je gezien hebt bij jullie vaders.”
Ze antwoordden hem: “Onze vader is Abraham!” Maar Jezus zei hun: “Als je kinderen van Abraham bent, doe dan de werken die Abraham deed. Maar jullie trachten mij te doden – mij, een mens die tegen jullie waarheid spreekt, die ik van God heb gehoord – zoiets doet Abraham niet. Jullie doen de werken van jullie vaders.”
Nu zeiden ze hem: “Wij zijn geen bastaardkinderen! Wij hebben één Vader: God!”
Jezus zei daarop tegen hen: “Als God jullie Vader was, zou je mij daad-werkelijk liefhebben. Ik ben immers van God uitgegaan, toen ik kwam. Ik ben niet uit eigen naam gekomen, maar hij heeft mij gezonden.”
Johannes laat Jezus nogal diepzinnige discussies voeren met ‘de Joden’: de Joodse religieuze overheden die láter (hij schrijft pas rond het jaar 100) polemiek voerden tegen het opkomende Christendom. Niet altijd makkelijk, wel rijk!
Hier gaat het (o.a.) om waarachtigheid en vrijheid.
Wie leeft in allerlei gekronkel en illusies, kan van zichzelf vinden – zál van zichzelf vinden – dat hij ‘vrij is om te doen wat hij wil’, maar eigenlijk leeft hij in een (op)gesloten wereldje, zelf gecreëerd en dus erg beperkt en vooral zwaar te bewaken.
Leven in waarachtigheid, je eigen gekronkel en illusies durven doorprikken en loslaten, kan dan wel op het eerste moment onprettig zijn – zál onprettig zijn, maar maakt wel vrij om de wereld nieuw en ruim te zien en te beleven.
Deze vrijheid biedt Jezus ons aan. O heerlijke paradox: verbondenheid met hem, maakt los! Net omdat hijzelf weg, waarheid en leven is hóeven illusies niet: G-d, en Jezus in zijn één-ig spoor, kijkt naar de mens zoals die werkelijk is en bedoeld is ‘van in den beginne’. In dat woord gaan leven, zal ons waarachtig vrij maken!