Joh.5,17-30 (17/3/2021)
Jezus zei tegen de Joden: “Mijn Vader werkt tot nu toe, en ik werk ook!”
Hierom zochten ze des te meer om hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat losmaakte,
maar ook God zijn eigen vader noemde, waarmee hij zichzelf aan God gelijk maakte.
Jezus antwoordde hun daarop:
“Amen, amen, ik zeg jullie: De Zoon kan niets uit zichzelf tenzij hij het de Vader ziet doen,
want wat de Vader doet, doet de Zoon evenzo. En de Vader heeft de Zoon lief,
daarom toont hij hem alles wat hij zelf doet. En hij zal hem nog grotere dingen laten doen dan deze.
Je zult je nog verwonderen!
Zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij bedoelt.
De Vader zelf oordeelt niemand, maar het gehele oordeel heeft hij in handen gegeven van de Zoon
opdat allen de Zoon zouden eren zoals ze de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft.
Amen, amen, ik zeg jullie: Wie mijn woord hoort en vertrouwen stelt in wie mij gezonden heeft, heeft het volle leven.
Hij komt niet in het oordeel, maar is al overgegaan uit de dood in het leven.
Amen, amen, ik zeg jullie: Er komt een uur – ja, het is er al – dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen,
en die luisteren, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft hij het ook aan de Zoon gegeven
leven te hebben in zichzelf, en hij heeft hem de volmacht gegeven te oordelen, omdat hij mensenzoon is.
Verwonder je er dus niet over dat er een uur komt waarin de mensen in de graven zijn stem zullen horen en er uit zullen trekken,
wie het goede gedaan heeft voor opstanding tot leven, maar wie het kwade gedaan heeft voor opstanding tot oordeel.
Ik kan niets uit mezelf. Ik oordeel naar wat ik hoor. En mijn oordeel is rechtvaardig, omdat ik niet míjn wil zoek,
maar de wil van de Vader die mij gezonden heeft.”
Pasen komt dichterbij. Nog twee vastenweken, en dan de Heilige Week (waar we wat extra impulsen ter bezinning voor voorzien). We komen dichter bij het ondoorgrondelijke, maar wél levengevende Geheim dat Jezus is. Elk van de evangelisten probeert dat Geheim op zijn eigen manier aan te wijzen (‘vatten’ kun je nooit), maar Johannes gaat er toch het diepst in door (hij schrijft ook al een generatie later). In de komende weken lezen we dan ook hoofdzakelijk uit zijn Evangelie, peilend naar de onpeilbare diepten van het Jezus-Geheim.
Bij de aanvang van de reeks gaat het meteen over de kern van de zaak: over de eenheid tussen Jezus en G-d. De taal die daarvoor gebruikt wordt – ook toen al – was die van Vader en Zoon. De Zoon doet wat de Vader doet (dat is zeer waar, ga het maar eens na!). Dat betekent ook dat als je die Zoon ongewone dingen ziet doen, je je ook moet afvragen ‘vanwaar’ die komen. De Zoon is ‘alleen maar’ een zendeling, een afgezant, een Woord-voerder die een boodschap van Elders brengt.
En Jezus geeft hier zelf de band (het Verbond) aan tussen Woord en Léven: Wie vertrouwen stelt in zijn Woord, stelt vertrouwen in de Vader van alle leven – en heeft dus Léven in zich! Hij ís al overgegaan van de dood naar het Léven! (‘Léven’, wordt het in onze commentaren geschreven; ‘volle leven’, staat er in deze vertaling; in andere vertalingen zul je lezen: ‘eeuwig leven’! – maar ‘eeuwig’ leven, begint hier en nu!, net ín dat Vertrouwen!)