Joh.5,1-3a.5-16 (16/3/2021)
Later was er een feest van de Joden en Jezus ging op naar Jeruzalem.
In Jeruzalem nu, bij de Schaapspoort, is er een vijver, die in het Hebreeuws Betesda/Bethzatha genoemd wordt,
en vijf zuilengangen heeft. In die gangen lag altijd een groot aantal zieken, verlamden en verdorden.
(Ze hoopten dat het water in beweging kwam, want soms daalde een engel neer in de vijver en bracht het water in beroering.
Wie dan als eerste in het water afdaalde, werd gezond, welke kwaal hij ook had.)
Er was daar ook iemand die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem liggen en wetende dat hij daar al lang lag,
vroeg hij hem: “Is het je bedoeling gezond te worden?”
De zieke antwoordde hem: “Heer, ik heb geen mens die mij, wanneer het water in beroering komt, mij in de vijver helpt,
en terwijl ik het zelf probeer, daalt een ander vóór mij erin af.”
Jezus zei tegen hem: “Ontwaak! Neem je draagbaar en wandel!” Onmiddellijk werd hij gezond, nam zijn draagbaar en wandelde rond. Die dag was een sabbat.
Daarom zeiden de Joden tot de genezene: “Het is sabbat. Het is je niet geoorloofd je draagbaar op te nemen.”
Hij antwoordde hun: “Degene die mij gezond heeft gemaakt, híj heeft mij gezegd: neem je draagbaar en wandel.”
Ze vroegen hem dus: “Wie is die mens, die jou gezegd heeft ‘neem je draagbaar en wandel’?” Maar de genezene wist niet wie het was. Jezus had zich ondertussen teruggetrokken in de menigte.
Later vond Jezus hem in de tempel en zei hem: “Kijk! Je bent nu gezond geworden.
Zondig [verwijder] je niet meer opdat er je niets ergers overkomt.”
De genezene ging weg en berichtte aan de Joden dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had.
Hierom begonnen de Joden Jezus te (ver)volgen en zochten ze hem te doden,
omdat hij zo’n dingen deed op sabbat.
De verlamde man intrigeert mij. Achtendertig jaar lang wacht hij op de beroering van het water. Hij ondergaat zijn lot, ligt en wacht. Nochtans kan niemand hem verwijten passief te zijn. Er is niemand die hem wil optillen. Hoe veilig kan het zijn om lijdzaam toe te zien en niet te moeten bewegen?
Maar dan komt Jezus in Betesda. Hij ziet hem, spreekt hem aan en vraagt of hij wil genezen. Zijn antwoord is al even fascinerend als de man zelf. Eigenlijk geeft hij helemaal geen (rechtstreeks) antwoord op Jezus’ vraag. Wat als hij ja zegt? Stel dat Jezus hem geneest, dan moet hij zijn vertrouwde plek (zekerheid) verlaten. Die plek waarop hij al jaren gelegen heeft. Onzekerheid troef! Dus geen hoopvol ja, maar wel een klaagzang over de anderen. Het enige waartoe hij in staat is, is kijken naar het leven van al die anderen (die het zoveel beter hebben dan hij) om zich dan te beklagen: ‘ik ben het slachtoffer van het leven.’
En als hij genezen is, is het enige wat hij doet, zijn bed opnemen en doodleuk wegwandelen. Eén en al middelmatigheid en onverschilligheid. Wat als dit blijft duren, als je eraan toegeeft, je wentelt in de slachtofferrol? Dan raak je eraan verknocht, en dat is zonde!