Joh. 15, 26-27;16,1-4a (18/05/2020)
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: 'Wanneer de helper komt, die ik u van de Vader zal zenden,
de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal hij over mij getuigenis afleggen. Maar ook gij moet getuigen,
want vanaf het begin zijt gij bij mij. Dit heb ik u gezegd opdat gij niet ten val komt. Zij zullen u uit de synagoge bannen.
Ja, er komt een tijd dat ieder die u doodt zal menen een daad van godsverering te stellen. Zij zullen dat doen
omdat zij noch de Vader noch mij erkend hebben. Dit heb ik u gezegd opdat, wanneer de tijd hiervan aanbreekt,
gij u zoudt herinneren dat ik het u gezegd heb.'
Vandaag komt opnieuw de Helper ter sprake, de Geest van Waarheid, de levensadem van waaruit ook Jezus getuigde.
Hier gaat het niet over de harde waarheid van cijfers of wetenschappelijke bewijzen. Het gaat niet over een politieke waarheid
waarin men niet luistert naar elkaar maar slechts zender wil zijn van een eigen waarheid. Het gaat over de waarheid die
Jezus al levend (en ook al stervend) heeft voorgeleefd, een manier van leven. Een leven dat doorademd is van waarheid laat immers zien
wat het inhoudt om mens te zijn. Over die waarheid gaat het, de waarheid die ons verbindt met anderen en niet doet opsluiten in onszelf.
Waarheid als echtheid, geworteld in G-d en verbonden met allen en alles. Over die waarheid moeten we getuigen,
wetende dat mensen die hierover getuigen zelden op gejuich worden onthaald. De profeten hebben dit ervaren en ook Jezus.
Toch vraagt hij om te getuigen en zegt: “Maak je geen illusie: vervolging, uitsluiting en haat zullen je deel zijn.”
Maar hij belooft ons ook een Helper te zenden. De Geest, Ruach, die waait als een bries om en door ons heen