Joh. 17,24-26 (2/11/2020)
“Vader,
degenen die Jij mij gegeven hebt,
ik wil,
dat waar ik ben,
ook zij zijn, samen met mij;
dat ze mijn heerlijkheid mogen zien
die Jij mij gegeven hebt,
omdat Je mij daad-werkelijk hebt liefgehad
nog vóór het begin van de wereld.
Vader, Gerechtigheid,
de wereld kent Jou niet,
maar ik ken Jou
en zij hebben erkend dat Jij mij gezonden hebt.
Ik heb aan hen Jouw Naam bekend gemaakt,
en ik zal dat blijven doen,
opdat de daad-werkelijke liefde waarmee Jij mij hebt liefgehad
ook ín hen zou zijn
en ik ín hen.”
Een niet zo makkelijk stukje Evangelie voor deze gedenkdag van Allerzielen. Maar er even bij stilstaan, onthult een innig mooi gebeuren.
We horen een gebed van Jezus (evenwel bij monde van de evangelist Johannes, maar die had Jezus maar al te goed in diepte begrepen),
en hij brengt daarin voor zijn Vader aanwezig ‘allen die Jij mij gegeven hebt’.
Dat zijn allen naar wie hij gezonden werd om hen ‘de Vader te tonen’ – en vandaag mogen wij daar bijzonder onder begrijpen al onze dierbare overledenen
die in deze erkenning en in dat vertrouwen hebben geleefd en nu op een nieuwe wijze ‘aan hem gegeven zijn’.
Ik zeg ‘gebed’, maar Jezus ging erg vrijmoedig met zijn Vader om: “Ik wíl”, staat er … Het is blijkbaar Jezus’ innigste wens met hen samen te zijn –
en dat als doortrekking van de liefde die Jezus van zijn Vader ontvangt!
Verbondenheid, Eénheid, daar gaat het blijkbaar om voor Jezus: één doorlopende lévenslijn van zijn Vader, over hemzelf, naar de mensen.
Een Verbondenheid – lévenslijn – waarin ook wij mogen staan, ook – ja juist – vandaag! Voorbij de treurnis om onze overledenen is er hoop en vreugde,
want Verbondenheid en léven, die dóórloopt, ook door ons heen … naar …