Joh.14,27-31a (30/04/2024)
27 Vrede laat ik jullie na.
Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft.
Ik geef haar jullie,
laat je hart dus niet verontrust raken
en wees niet bang!
28 Je heb gehoord dat ik jullie zei:
Ik ga heen en kom naar jullie terug.
Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben,
zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga,
want de Vader is groter dan ik.
29 En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt,
opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.
30 Veel zal ik met jullie niet meer kunnen bespreken,
want de heerser van deze wereld komt.
Hij heeft geen macht over mij,
31 maar zo zal de wereld leren kennen
dat ik de Vader liefheb
en handel zoals de Vader mij gewezen heeft.
We vergeten het wellicht dikwijls eens, zowel met ons verstand als met ons gevoel: Jezus heeft ons de vrede gegéven! Als het zou gaan om de oppervlakkige invulling van ‘geen ruzie en geen oorlog’, dan is het natuurlijk snel duidelijk dat het niet klopt. Maar de ‘vrede’ – sjaloom, zei hij – die Jezus gegeven heeft, is van een andere orde.
Tijdens zijn leven met zijn leerlingen had hij het daarbij vooral over vertrouwen, geen angst hebben. Hoe vredevol wordt ons gemoed niet als wij inderdaad in vertrouwen kunnen leven en daarbij angst kunnen laten varen! Hoe vredevol kunnen wij worden als wij te-vrede-n zijn met wie wij zijn en wat we hebben!
En na zijn Verrijzenis is het het eerste woord dat Jezus zegt tegen zijn leerlingen: “Vrede zij jullie!”, en vervolgens blaast hij over hen en gééft hen zijn Geest.
Leerlingen zijn dus mensen die vanuit de kracht van de Geest in vrede leven – wat net níet inhoudt: een braaf leventje los van alles of allen, integendeel! Vanuit het vertrouwen dat hen gegéven werd, durven ze de wereld aan!