Verbonden Leven

Joh. 6,44-51 (18/04/2024)

44    Niemand is bij machte naar mij toe te komen
       als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45    Bij de profeten staat geschreven:
       En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
       Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
       komt naar mij toe.
46    Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
       Enkel degene die van God komt,
       heeft de Vader gezien.
47    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48    Ik ben het brood van het leven.
49    Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
       maar zijn [toch] gestorven.
50    Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
       ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].

En Johannes schrijft nog steeds verder aan zijn ‘broodrede’. Hij wil iets duidelijk maken dat moeilijk – of misschien helemaal niet – in woorden te vatten is. Hij voelt dat z’n lezers nog niet helemaal mee zijn met datgene waarover hij getuigt.
Het gaat namelijk over iets anders dan wat ze al kennen uit oudere verhalen over hun voorvaderen. Wat Jezus te bieden heeft, gaat verder dan het manna in de woestijn dat hun volk ooit mocht ontvangen. Het reikt verder dan woorden en verder dan een concreet materieel brood. Het reikt dieper: ‘Levend’ brood staat voor Léven in kracht, volheid en diepte.
Jezus probeert met woord én daad duidelijk te maken hoe leven-gevend het voor zijn leerlingen zou kunnen zijn als ze durven leven in het vertrouwen dat hijzelf dat brood is (en nog steeds voor ons wil zijn). Hij geeft zichzelf totaal en dat is heel wat anders dan een stukje brood, wat geld of kleren. Hij geeft z’n eigen leven.
Hij heeft zich gegeven en geeft zich telkens opnieuw, helemaal, opdat ik en jij, opdat wij zouden Léven.