Joh. 6,35-40 (26/04/2023)
35 En Jezus zei:
“Ik ben het brood ten leven.
Wie naar mij toe komt, zal geen honger meer hebben,
en wie in mij vertrouwt, zal nooit meer dorst hebben.”
36 “Maar ik heb je al gezegd
dat jullie niet vertrouwen,
ook al hebben jullie mij gezien.
37 Al wie de Vader mij geeft, zal naar mij toe komen,
en wie naar mij toe komt, zal ik onder geen beding verwerpen.
38 Want ik ben van de hemel neergedaald,
niet om mijn eigen wil te doen,
maar de wil van wie mij gezonden heeft.
39 En dit is de wil van wie mij gezonden heeft:
dat ik van allen die hij mij gegeven heeft
niemand verloren laat gaan,
maar hen doe opstaan op de ultieme dag.
40 En dit is de wil van wie mij gezonden heeft:
dat ieder die de Zoon ziet en in hem vertrouwt,
het volle leven heeft
en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.”
Jezus gaat verder met zijn ‘broodrede’ – of laat ons eerlijk zijn: De historische Jezus vertelde wellicht liever verhaaltjes om zijn boodschap te brengen. Het is de evangelist Johannes die die boodschap in redes giet, maar niet zonder daar eerst lang over nagedacht te hebben én het beleefd te hebben! Toch de moeite waard dus om te beluisteren én te (proberen te) doorgronden.
Dat het brood dat Jezus wil geven niet om materieel brood gaat, is hier zeer duidelijk. Het ‘brood’ staat voor Léven in kracht, volheid en diepte. Ik schrijf níet: lengte, ook al lijkt er zoiets te staan aan het eind van deze perikope. Ook ‘de opstanding op de ultieme dag’ is voor Jezus niet in de eerste plaats een ‘tijdskwestie’, maar een ‘kwaliteitskwestie’!
Wie leeft in het vertrouwen dat Jézus het brood is, die leeft voluit – en dus mee met de opstanding van Jezus zelf! Ook Jezus’ opstanding is niet alleen een kwestie van ‘later’. Zijn opstanding gebeurt net ook nú, in elke mens die hem als ‘brood’ in zijn/haar leven wil toelaten en zijn werk laten doen.