Joh. 13,21-33.36-38 (4/04/2023)
Toen Jezus dit zei, raakte zijn innerlijk sterk beroerd en hij getuigde: “Amen, amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.” De leerlingen keken naar elkaar in vertwijfeling over wie hij dit zei. Eén van zijn leerlingen – de leerling die Jezus liefhad – lag aan zijn borstzijde. Simon Petrus wenkte hem om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei. Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg: “Heer, wie is het?” Jezus antwoordde: “Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven dat ik zal indopen.” En hij doopte het stuk brood in en gaf het aan Simon van Keriot. En na dit stuk brood ging de tegenstander [satan] in hem. Jezus zei: “Wat je te doen hebt, doe dat snel.” Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei. Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg te kopen wat nodig was voor het feest of dat hij iets aan de armen moest geven, omdat Judas de geldbeurs had. Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen, ging hij onmiddellijk weg. Het was nacht.
Toen hij was weggegaan, zei Jezus: “Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht, en in hem de grootheid van God. Als Gods grootheid in hem aan het licht komt, zal God ook hem in die grootheid laten delen, en wel onmiddellijk. Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie. Je zult mij zoeken, maar zoals ik al zei tegen de Joden ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’, zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
Simon Petrus vroeg hem: “Heer, waar ga je heen?” Jezus antwoordde hem: “Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen. Later zul je mij volgen.” Petrus zei opnieuw: “Heer, waarom kan ik je nu niet volgen? Mijn leven wil ik voor je geven!” Jezus antwoordde: “Jij wil je leven voor
mij geven? Amen, amen, ik zeg je: Nog voor een haan kraait, zul je mij driemaal verloochend hebben.”
“Het was nacht.” En in de nacht gebeuren duistere dingen: verraad, verwerping, kruisiging, verloochening, … een leven dat ten einde lijkt te lopen en niemand die er om geeft of toch zijn nek voor wil uitsteken, godsverduistering, zinsverbijstering, geen uitzicht meer, …
Maar in de nacht gebeurt blijkbaar meer. Jezus zegt: “Nu komt de grootsheid van G-d aan het licht.” – aan het lícht nog wel! Blijkbaar gebeurt er in die diepste verborgenheid iets wat bijná onzichtbaar is, maar wel gebeurt. Uit het donker wordt licht geboren dat straks pas ten volle zal gloren, maar nu al aanvoelbaar is voor wie peilt tot goddelijke diepte.
Jezus heeft het in zijn eigen leven ten diepste door-leefd. Als volgeling van hem zou ik datzelfde spoor kunnen gaan: niet bang zijn van duisternis – welke soort ook, in mijn eigen leven en dat van anderen; er niet van weglopen, maar net ‘peilend zien’ waar middenin die duisternis licht geboren wordt; en door-leven … tot de Dageraad …