Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.5,17-19 (23/03/2022)
“Denk niet dat ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
Amen, ik zeg jullie: Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal niet de kleinste letter van de wet voorbijgegaan zijn – totdat alles is gebeurd.
Wie dus ook maar het kleinste van de geboden loslaat en het zo leert aan de mensen, zal de kleinste genoemd worden in het koningschap van de hemelen.
Wie ze echter doet en leert, die zal groot genoemd worden in het koningschap van de hemelen.”
Omdat Jezus wel (meer dan) eens kritisch durft te zijn op de toepassing van de Wet (eigenlijk: Tora, die meer richtingwijzer is dan ‘wet’ in onze huidige betekenis), denken we vaak te snel dat hij zich bóven de wet stelt – en dat grijpen we aan om onszelf het recht te geven ook boven de wet te staan, wat dan meestal inhoudt dat wij er alleen maar van doen wat ons goed uitkomt.
Maar dat klopt werkelijk niet met het Evangelie. Hier staat het zwart op wit, en op veel andere plaatsen lezen we ook dat hij die wet zelfs nog radicaliseert.
Hij plaatst zich dus niet bóven de wet, maar erónder! Hij wil dienaar zijn van de wet – helemaal, met de voeten in het slijk van de realiteit! Hij ‘radicaliseert’, zoekt de ‘radix’ = wortel van de wet, die er ‘van in den beginne’ op gericht was mensen te doen léven.
Interessant en niet onbelangrijk detail om bij dat léven uit te komen: de wet moet geleerd worden, doorgegeven dus aan medemensen en nieuwe generaties, maar het éérst moet ze gedáán worden …
Mt.23,1-12 (27/02/2024)
1 Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
2 “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes.
3 Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen,
maar handel niet naar hun daden,
want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4 Ze binden zware lasten bijeen
en leggen die op de schouders van de mensen,
terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren.
5 En de werken die ze doen,
doen ze om zich te tonen aan de mensen.
Ze maken hun gebedsriemen breed
en de kwasten van hun mantel groot.
[Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven;
de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.]
6 Ze hebben graag de voornaamste plaatsen
bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge];
7 ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet
en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
8 Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen,
want jullie hebben maar één leermeester,
terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
9 Noem niemand op aarde jullie Vader,
want jullie hebben maar één Vader,
de Vader in de hemelen.
10 Laat je ook geen leermeester/leider noemen,
want jullie hebben maar één leermeester/leider,
de Gezalfde [christos/messiah].
11 Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn.
12 Wie zichzelf verheft, zal klein worden,
en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”
De spanningen tussen behoudsgezinden en vernieuwers zijn van alle tijden (ook binnen de Kerk). We kunnen ons eraan ergeren – maar ergens hebben dergelijke disputen ook iets heilzaams. Ze doen ons nadenken over de vanzelfsprekendheden waarmee we zijn opgegroeid. Ze helpen ons om in vraag-modus te blijven leven en om te blijven zoeken naar waarheid.
De lezing van vandaag reikt ons alvast enkele gouden tips aan om in die spanning gericht aanwezig te blijven. Het zijn tips om aanwezig te blijven in alle eenvoud en nederigheid, gericht op G-d:
Wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?
Mt.9,14-17 (2/07/2022)
Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem: “Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is? Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”
Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk; anders trekt het nieuwe aan het oude en wordt de scheur erger. En niemand doet nieuwe wijn in oude leren zakken; anders doet de wijn de zakken barsten en gaat de wijn verloren met de zakken. Nee. Nieuwe wijn hoort in nieuwe leren zakken.”
Hier klinkt de vraag over de vastenpraktijk van de leerlingen. “Waarom vasten jouw leerlingen niet?”
Blijkbaar ziet men wél datgene wat in hun beleving níet klopt, maar wat er écht gebeurt, dat zien ze niet. Ze zien niet de aanwezigheid van G-d in hun midden, niet de blijdschap, noch de vreugde en het helende effect dat die Aanwezigheid met zich meebrengt. Ook zien ze niet de ommekeer, die het toelaten van die Aanwezigheid in je leven teweeg brengt.
Jezus’ logica is duidelijk van een andere orde en vereist een nieuwe manier van kijken en denken, die pas te zien is als je je eigen logica durft op te schorten.
Misschien is het niet zo gek om af en toe even stil te vallen, een vast-endag in te bouwen om los te komen van onze manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen…
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt …
Mt.9,14-15 (16/02/2024)
14 Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus
en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél,
maar vasten jouw leerlingen níet?”
15 Jezus antwoordde hen:
“De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren
zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen
dat de bruidegom van hen is weggenomen.
Dan zullen zij vasten.”
De uitleg van Jezus kunnen we wel begrijpen voor het moment waarop men de vraag stelt. Maar wat met onze tijd vandaag? Jezus is altíjd “van ons weggenomen”. Moeten wij dan ‘altijd’ vasten? Dat kan toch niet?
Binnen ons Christelijk geloof wordt er wel een 40-daagse Vastentijd beleefd. Is Jezus dan net díe 40 dagen “van ons weggenomen”? Dat zou ook weer een veel te letterlijke interpretatie zijn.
Maar is die Vastentijd er net niet om ons van een en ander in ons leven meer bewust te worden? Het zou niet kloppen als die periode helemaal los staat van de rest van mijn leven. De vruchten ervan moet ik proberen mee te dragen naar de toekomst; en daarvoor moet ik wel eens meer bezig zijn met hoe mijn leven er tot hiertoe uitziet.
Net zo met de “afwezigheid van Jezus”. Misschien is híj het niet die afwezig is uit mijn leven, maar ík uit het zijne! 40 dagen overwegingstijd dus om te zien hoe ik in mijn leven tot hiertoe Jezus er vaak niet in toeliet of hoe ík mij van hem verwijderde. … evenzovele uitnodigingen om mij opnieuw naar hem toe te keren, dán mag ik mét de Bruidegom feest vieren …
Mt.7,15-20 (22/06/2022)
Hoed je voor pseudo-profeten, die naar jullie toe zullen komen in schapenvacht, maar vanbinnen grijpgrage wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van dorens of vijgen van distels …?
Zo brengt iedere goede boom mooie vruchten voort, maar de rotte boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen, noch een rotte boom mooie vruchten.
Elke boom die geen mooie vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Dus aan hun vruchten zul je ze [de pseudo-profeten] herkennen.
Pseudo-profeten zijn blijkbaar van alle tijden – échte profeten overigens ook. In het Oude Testament lezen we er vaak over; ook in Jezus’ tijd waren er; én ook vandaag. Misschien spreken we zo niet meer over pseudo-profeten omdat we ze niet herkennen? Of – maar dat komt eigenlijk op hetzelfde neer – omdat we de échte profeten niet herkennen?
Jezus geeft ons met twee vergelijkingen een aanwijzing:
Ze komen in schapenvacht, maar zijn eigenlijk grijpgrage wolven. Wees dus op je hoede voor vleierij, suikerzoet of meelijwekkend geblaat. Kijk waar ze éigenlijk op uit zijn: eigen gewin? Steeds meer? De wereld draait om hen?
Een rotte boom brengt slechte vruchten voort. Kijk dus naar wat uit hun handen komt, niet alleen op korte termijn, maar ook verderop. Durf daarbij ook slecht te benoemen wat slecht is. Uit – hier misplaatste – mildheid zijn we soms te toegeeflijk of schipperen met de waarheid.
Ons moderne leven bulkt van de profeten, publieke opiniemakers allerhande: politici, pers, TV en media, showbizz, … Een beetje onderscheiding – benoeming van écht en pseudo – van onze kant zou geen kwaad kunnen …
Mt.4,12-17.23-25 (8/01/2024)
12 Toen Jezus hoorde dat Johannes was overgeleverd,
week hij uit naar Galilea.
13 Hij verliet Nazaret
en kwam wonen in Kafarnaüm aan het meer,
in het gebied van Zebulon en Naftali,
14 opdat vervuld zou worden
wat door de profeet Jesaja werd gesproken:
15 Land van Zebulon en Naftali,
aan de weg naar het meer
en aan de overkant van de Jordaan,
Galilea van de [niet-Joodse] volken:
16 Het volk dat in duisternis zat,
heeft een groot licht gezien;
en voor wie wonen in de schaduw van de dood
is een licht opgegaan. [Jes.8,23 – 9,1]
17 Van toen af begon Jezus te verkondigen:
“Keer om/ver-ander,
want het koningschap der hemelen is dichtbij gekomen.”
23 Jezus trok rond in heel Galilea.
Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge]
en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koningschap,
en hij genas elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
24 Het gerucht over hem ging rond tot in heel Syrië
en ze brachten bij hem
allen die het moeilijk hadden,
door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren,
die gedemoniseerd of maanziek waren
en verlamden,
en hij genas hen.
25 Er volgde hem een hele menigte
uit Galilea, uit Dekapolis [het hellenistische tienstedengebied]
uit Jeruzalem, uit Judea en van over de Jordaan.
De ‘voorloper’ wordt geliquideerd. De ‘nakomer’, die zogezegd groter zou zijn, kan al bedenken wat hem te wachten staat. Maar het is blijkbaar nog niet ‘zijn uur’. Hij wijkt uit naar veiliger oorden. Eerst heeft hij nog zijn boodschap te verkondigen.
Hij gaat daarvoor uitdrukkelijk níet terug naar zijn geboortestad. Ook daarvan wist hij dat zij voor zijn boodschap niet open stonden. – Hoezo? Was hij dan toch niet zo’n ‘model-kind’ geweest zoals de ‘vrome plaatjes’ ons over Jezus willen doen denken?
Wie ontvangt hem wél? We horen het niet graag, maar telkens blijken het te zijn: de zieken, zwakken, bezetenen, verlamden, … Er zullen onder die toehoorders uiteraard ook wel niet-zieken en -zwakken geweest zijn, maar die hadden dan blijkbaar toch begrepen dat elke mens kwetsuren in zijn hart meedraagt waarvan hij of zij hoopt geheeld te worden.
Met Kerstdag zeggen wij dat ‘Jezus onder ons komt wonen’. Vindt hij er werkelijk zijn woonplaats, of moet hij wijken? Mag hij er zijn boodschap verkondigen, en mij helen?