Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.9,1-6 (22/09/2021)

Nu riep hij zijn twaalf leerlingen bijeen en gaf hen de kracht en de bevoegdheid over alle demonen en om ziekten te genezen. Hij zond hen uit om het koninkrijk van God te verkondigen en om zieken te helen. Hij zei tegen hen:
“Neem niets mee op de weg: geen stok, geen reistas, geen brood, geen geld, geen twee stel kleren.
In welk huis je ook onderdak krijgt, verblijf daar tot je weer verder gaat. En overal waar ze jullie niet ontvangen, ga weg uit die stad en schud ook het stof van je voeten, als getuigenis tegen hen.”
Ze gingen op weg door de dorpen terwijl ze het Goede Nieuws verkondigden en overal zieken heelden.

Akkoord dat wij die dit commentaar lezen en proberen ter harte te nemen, ons ‘leerlingen van Jezus’ zouden willen (en mogen) noemen?
Wel dan, wij hébben “de kracht en de bevoegdheid over demonen en om ziekten te genezen”! Jezus reikt ons die aan en maakt die – als zíjn kracht – werkzaam in ons!
Waarschijnlijk wimpelen wij dat meestal af als ‘iets uit de oude tijd, toen ze nog niet beter wisten’. In ons commentaar op Lc.4,31-37 hadden we het er al over hoe ‘demonen’ ook vandaag aan het werk zijn, en hoe wij als Christen net geroepen én uitgerust zijn om mede-mensen daarvan te bevrijden.
Doen wij daar iets mee? Zullen we daar vandaag iets mee doen? Zullen wij dat ‘Goede Nieuws’, die bevrijdende boodschap, brengen onder de mensen – in zijn naam?
Dat dat kán, staat hier te lezen. Dat dat niet altijd gemakkelijk zal zijn óók. Én dat het een grote onthechting vraagt. Het zijn niet onze eigen krachten die dit zullen bewerken, maar enkel onze verbinding met de Kracht van onze Leer-Meester.

Lc. 4,31-37 (1/09/2020)

In die tijd kwam Jezus in Kafarnaüm, een stad in Galilea, en trad daar op de sabbat voor de mensen als leraar op.
Zij waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, omdat Hij sprak met gezag.
Eens bevond zich in de synagoge een man die bezeten was door een onreine geest en luid begon te schreeuwen:
'Jezus van Nazaret, wat hebben wij met elkaar te maken? Ben Jij gekomen om ons in het verderf te storten?
Ik weet wie Jij bent: de Heilige Gods.'
Jezus voegde hem toe: 'Zwijg stil en ga van hem weg.' De boze geest slingerde hem tussen de mensen en ging van hem weg
zonder hem enig letsel te hebben toegebracht.
Ze stonden allen met verbazing geslagen en zeiden tot elkaar: 'Wat is dat voor een woord,
dat met gezag en macht aan de onreine geesten een bevel geeft, zodat ze weggaan?'
En zijn faam verspreidde zich over alle plaatsen van die streek.

Wat we gisteren in Nazareth hoorden, wordt hier in praktijk gebracht. Voor zijn toehoorders klinken zijn woorden
totaal anders dan wat ze gewoon zijn te horen. “Hij spreekt met gezag.” Er gaat dus duidelijk ‘iets van hem uit’!
Zó anders dan de rabbi’s van toen die hun zegkracht buiten zichzelf zochten. Die hun wijsheid uit boeken haalden
en ondertussen probeerden om met wetten en regels alles in goede banen te leiden.
Jezus daarentegen spreekt van hart tot hart. Hij laat zich leiden door gezag dat van ‘elders’ komt.
Hij spreekt vanuit een oeverloos ‘vertrouwen’ in een lévengevende G-d. Daar is geen demon tegen bestand.
Spreken vanuit een Léven-IN-vertrouwen bevrijdt, doet alle angst (demonen) verdwijnen en creëert een ongelooflijke ruimte om te spreken,
anderen toe te spreken. Niet om zijn gelijk te halen of zijn macht te tonen maar om te laten klinken wat zijn hart hem ingeeft.
Gedragen woorden waarop je kan en mag bouwen.

 

Lc. 9,7-9 (23/09/2021)

Alles wat er door Jezus gebeurde kwam nu ter ore aan de tetrarch Herodes. Hij raakte hevig verontrust omdat door sommigen gezegd werd dat Johannes [de doper] was opgestaan uit de doden. Sommigen zeiden dat Elia [de profeet die zou terugkeren] verschenen was, anderen dat een van de vroegere profeten was opgestaan.
Maar Herodes zei: “Johannes heb ik onthoofd. Wie is dat dan over wie ik zulke dingen hoor?” En hij zocht naar een mogelijkheid om hem te zien.

Wat dreef Herodes om Jezus te zien te krijgen?
Was het een geboeid zijn door zijn figuur en zijn boodschap? Dat zal het ten dele ook wel geweest zijn. Dat kunnen we vermoeden uit die andere passage waar hij steeds in tweestrijd verkeerde als hij naar Johannes de doper luisterde.
Maar hier horen we vooral hoe het angst is die hem drijft. Hij wil zo graag alles onder controle houden. Hij wou immers op een goed blaadje staan bij de Romeinen, van wie hij eigenlijk alleen maar een vazal was. In wat hij over Jezus hoort, vreest hij de greep kwijt te raken – en daarmee ook zijn gezag (lees: macht).
Maar angst en vertrouwen staan nu eenmaal lijnrecht tegenover elkaar. Je leven durven bouwen op wat je ‘die vreemde man uit Nazaret’ hoort zeggen, vraagt een open vertrouwen. Angst kan dat alleen maar belemmeren.
En ik? Als ik eerlijk naar mezelf kijk: waar schuilt dan angst? Waar zou ík ‘controle moeten durven loslaten’? Waar zou ík ‘op een goed blaadje staan’ moeten durven loslaten?
Zal ik zoeken naar mogelijkheden om Jezus te zien – écht?

Lc. 4,38-44 (2/09/2020)

In die tijd verliet Jezus de synagoge van Kafarnaüm en ging het huis van Simon binnen.
Omdat de schoonmoeder van Simon hoge koorts had riepen ze voor haar zijn hulp in.
Hij kwam aan het hoofdeinde van haar bed staan en gaf een streng bevel aan de koorts.
Zij werd ervan bevrijd en ogenblikkelijk stond zij op en bediende hen.
Bij zonsondergang brachten allen hun zieken naar hem toe; die zieken leden aan velerlei kwalen.
Hij genas hen door ze een voor een de handen op te leggen. Uit velen gingen ook duivels weg, die schreeuwden:
'Gij zijt de Zoon van God.' Hij gaf een streng bevel en liet niet toe dat zij spraken, want ze wisten dat hij de Messias was.
Toen het dag geworden was ging hij naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats. De mensen zochten hem echter,
kwamen waar hij was en poogden hem vast te houden om te verhinderen dat hij hen zou verlaten. Maar hij sprak tot hen:
'Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap van het Godsrijk brengen, want daarvoor ben ik gezonden.'
En hij predikte in de synagogen van het Joodse land.

Was Jezus een wonderdoener en genezer? We horen er vele berichten over in de Evangelieverhalen.
Ongetwijfeld zouden wij met onze hedendaagse wetenschappelijke kennis sommige daarvan anders benoemen.
Ik vermoed zelfs dat Jezus zélf er helemaal geen moeite zou mee hebben misschien wel de grootste wonderkracht te noemen:
zijn pure liefdevolle aandacht voor de kwetsbare én zijn aanraken van de maatschappelijk onaanraakbare.
Maar Jezus heelde dus wel degelijk zieken.
En toch verre van allemaal! Niet eens daar in Kafarnaüm, een onooglijk dorp in een onooglijk land, op dat korte moment dat hij daar langskwam!
Hij wil ook naar de anderen. Maar ook die zal hij niet allemaal bereiken! Daarvoor is zijn tijd te kort en een fysiek mensenleven per definitie te beperkt.
Maar hij kan wél het gebaar stellen (van aandacht en aanraking) … opdat het zou dóórgaan en steeds meer mensen bereiken …
Zal ik het oppikken, het doen en het doorgeven?

Lc.9,18-22 (24/09/2021)

Op zekere dag was Jezus aan het bidden op een eenzame plek.
Zijn leerlingen waren bij hem en hij vroeg hun: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Zij antwoordden: “Johannes de doper, anderen Elia, en nog anderen dat een van de vroegere profeten is opgestaan.”
“Maar jullie, vroeg Jezus, wie zeggen jullie dat ik ben?”
Petrus antwoordde: “De gezalfde [christos / messiah] van God!”
Maar hij drukte hen met klem op het hart dit aan niemand te zeggen. “Eerst zal de mensenzoon veel moeten lijden en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen en gedood moeten worden en op de derde dag opgewekt zijn.”

“Op zekere dag was Jezus aan het bidden …” Het lijkt er te staan als openingszinnetje zonder veel belang. Maar niets is minder waar! In de Evangelies staat het vaak op zo’n ‘terloopse’ manier vermeld, maar de veelheid en de vaak scharnierende functie die het heeft in het verloop van Jezus’ leven, moeten ons doen beseffen dat ‘bidden’ een uitermate centrale plaats had voor hem.
Je kunt zijn gebed zien als ‘even weg uit de drukte om op adem te komen’. Dat klopt wel, maar dan moeten we ‘adem’ minstens met een hoofdletter schrijven. ‘Bidden’ was voor Jezus de navelstreng van heel zijn doen en laten, het ‘kanaal’ waarlangs de Kracht en Liefde van zijn Vader door hem heen stroomde naar de mensen rondom hem. En ook omgekeerd: waarlangs hij mensen bij de Vader bracht. Geen ‘wonder’ kon gebeuren zonder dat hij ‘in-gebed’ was.
De vraag die Jezus hier zijn leerlingen stelt, kan een theologische lijken, maar dan vergeten we dat ‘openingszinnetje’. Zelf staat hij in verbinding met zijn Vader. Waar hij naar vraagt is hoe het staat met de verbinding van zijn leerlingen met hém! Geen rationeel antwoord zoekt hij, maar een relationeel! Zijn zijn leerlingen ‘in-gebed’ in hem?
Ben ík ‘in-gebed’ in hem?

 

Lc. 5,1-11 (3/09/2020)

Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennésaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen.
Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten,
die van Simon, en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk.
Toen Hij zijn toespraak had geëindigd zei Hij tot Simon: “Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.”
Simon antwoordde: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen; maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.”
Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten dat deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen.
Toen die gekomen waren vulden zich de beide boten tot zinkens toe.
Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: “Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.”
Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en van allen die bij hem waren, vanwege de vangst die ze gedaan hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes,
de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon: “Weest niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.”
Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.

Ik ben in de verste verten niet vertrouwd met vissen om te weten wat zich hier juist afspeelt; en ik vermoed dat de evangelist Lucas dat ook niet wist.
Het gaat er hier dus niet om dat Jezus die doorwinterde vissers eens een lesje zou leren, of dat hij het allemaal beter weet of een spectaculair wonder
zou willen doen (dit zijn allemaal uitleggingen die je wel eens hoort).
Voor mij zit de kern van dit gebeuren in Jezus vraag: “Vaar naar het diepe en gooi dáár je netten uit voor de vangst.”
Jezus heeft net een menigte mensen toegesproken. Dat lijkt mooi, maar we weten uit de andere verhalen dat zeker niet iedereen hem ook echt zal volgen.
(Diezelfde menigte zal hem ook aan het kruis schreeuwen.) Er is blijkbaar nog een verschil tussen mooie verhaaltjes beluisteren en ‘naar de diepte gaan’.
Christen – volgeling van Jezus – word ik pas als ik G-ds Woord niet alleen beluister, maar ook diep wortel laat schieten in mijn leven;
als ik mij in die diepte durf te begeven; mij écht wagen aan G-ds avontuur met mij!