Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc. 2,15-21 (1/1/2021)
Toen de boodschappers weer van hen weg waren naar de hemel, zeiden de mensen – de herders – tegen elkaar:
“Laten we doortrekken tot in Betlehem, laten we gaan kijken naar het woord dat daar gebeurde, zoals de Heer ons heeft bekend gemaakt.”
Zo haastten zij zich en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kindje, liggend in een voedertrog.
Toen ze dit zagen, maakten zij alom bekend het woord dat hun over dit kindje was gezegd.
Al wie het hoorde, verwonderde zich over wat de herders tegen hen zeiden.
Maria bewaarde al deze woorden en bracht ze samen en overwoog ze in haar hart.
De herders keerden terug, God verheerlijkend en prijzend voor alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
Bij ’t begin van ’t nieuwe jaar wens ik jou
boodschappers die je doen verdergaan, voorbij je eigen ikje naar de ander toe
oren en ogen die het Woord horen en zien gebeuren
onderweg ook enkele herders – (rafelrand)mensen – op je pad die je spreken (dabar) over dat goddelijke Kind
vaders en moeders die hun kinderen met liefde omringen
heel veel verwondering die je doet jubelen en zingen
vertrouwen om al dat goddelijks – dat in flitsen hier en nu reeds te zien is – te beleven zodat het waar wordt altijd en overal
een groot hart om dit alles in te bewaren en te overwegen
Gelukkig nieuwjaar!
Je kan ook even de duiding van Kerstdag erbij nemen (zie bijbelarchief Lucas)
Lc.6,39-42 (10/09/2021)
Hij vertelde hen nu een gelijkenis:
“Een blinde kan toch niet een blinde op weg leiden?
Zullen beide dan niet in een put vallen?
Een leerling staat niet boven zijn leermeester.
Maar als hij volgroeid zal zijn, zal hij zijn zoals zijn leermeester.
Maar wat kijk je naar de splinter in het oog van je broer
als je de balk in je eigen oog niet opmerkt?
Of kun je tegen je broer zeggen: ‘Broer, laat me de splinter uit je oog weghalen’,
als je de balk in je eigen oog niet ziet?
Ondermaatse oordelaar! [hypocritès] Haal eerst de balk uit je eigen oog, dan [pas] zul je doorzicht hebben om de splinter uit het oog van je broer te halen.”
Een kleine verzameling spreuken. Opnieuw van een verbluffende evidentie – althans om te begrijpen, niet om te doen.
In wezen komt het neer op ‘onderscheiding der geesten’, zoals de traditie dat in navolging van Paulus is gaan noemen: met een fijngevoelig kompas weten waar het in een gegeven situatie op aan komt als je echt ‘naar G-d’ wil zijn. Situaties laten vaak meerdere keuzes toe, die op zich niet noodzakelijk slecht zijn. (Het is niet ‘fout’ de splinter bij de ander op te merken!) Als we echter de keuze willen maken die ons voert in de richting van ‘het koningschap van G-d’, dan is het níet om het even welke keuze we maken. Dan vraagt het een fijnere onderscheiding. Met ondermaats gedoe, zo een beetje met de natte vinger, zullen we er niet komen.
Het start bij het volle besef en het toelaten dat wij ‘blinden’ zijn, ‘leerlingen’, en dus leiding nodig hebben. (Dat staat nogal haaks op onze hedendaagse kleuterachtige ingesteldheid van ‘dat doe ik wel zelf’.) En het leren van die onderscheiding gaat nog een hele tijd door (een heel leven) met het splinter voor splinter ont-maskeren van een hele balk in ons eigen oog …
Lc. 2,22-40 (27/12/2020)
Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren,
brachten ze het kind Jezus naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden,
zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’
Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man,
die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem.
Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien.
Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten
om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde God met de woorden:
“Nu laat Jij, Heer, jouw dienaar in vrede heengaan, zoals Je hebt beloofd.
Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
die Jij bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
en dat tot eer strekt van Israël, Jouw volk.”
Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder:
“Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt,
en zelf zul je als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.”
Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard;
vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe.
Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. Op dat moment kwam ze naar hen toe,
bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.
Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret.
Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.
Over de kinderjaren van Jezus weten we eigenlijk zo goed of niets.
Wél weten we dat hij net vanuit die verborgen jaren thuis bij zijn ouders uitgegroeid is tot een bijzonder degelijk iemand,
zowel ‘op menselijk vlak’ (zie hoe hij met mensen omgaat) als ‘op spiritueel vlak’ (zie hoe hij met G-d omgaat).
Zijn ouders, zelf stevig staande in hun geloofstraditie (ongetwijfeld veeleer met daden dan met woorden),
hebben hem laten kennis maken met de mensen én met G-d – en hoe dat met elkaar te maken had.
Ze hebben gebaren gesteld die ze misschien niet ‘begrepen’, maar wel ‘kenden’ (bekenden, liefhadden).
Ze leefden in de stroom van Liefde en Leven, waardoor die kon vérder stromen en aanzwellen, groter dan ze konden denken – maar wat wel gebeurde in hun kind.
Welke thuis zullen wij onze kinderen geven (letterlijk in ons huis, of ‘in Nazaret’,
onze mensengemeenschap die sámen toch verantwoordelijk is voor de groei van de kinderen)?
Op los zand gebouwd of stevig gegrondvest? Op zichzelf gericht of in een liefdesstroom die vérder voert?
Laten we met z’n allen een woonplaats scheppen voor G-ds Genade!
Lc.7,1-10 (13/09/2021)
Nadat hij al deze woorden voleindigd had ten aanhoren van het volk, ging hij Kafarnaüm binnen. Een zekere dienaar van de centurio daar [legeroverste over 100 man] was erg ziek en op het punt te sterven. Hij was hem zeer dierbaar.
Nu had hij gehoord over Jezus en zond de oudsten [presbyteros] van de Joden naar hem om hem te vragen zijn dienaar te komen bevrijden. Zij kwamen bij Jezus en verzochten hem met aandrang: “Hij is het waard dat je dit voor hem zou doen! Hij heeft ons volk daad-werkelijk lief en hij heeft zelf de plaats van samenkomst [synagoge] voor ons gebouwd.” Jezus ging met hen mee.
Toen hij niet ver meer van het huis af was, stuurde de centurio vrienden naar hem om te zeggen: “Heer, doe geen moeite, want ik ben te klein dat jij in mijn huis zou binnenkomen. Daarom heb ik me ook niet waardig geacht zelf naar jou toe te komen. Maar spreek een woord en mijn jongen [pais, kan een knecht of een zoon zijn] zal [moet wel] genezen. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot een ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienaar ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich over hem. Hij keerde zich naar de menigte die volgde: “Ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden!”
Toen zij die uitgestuurd waren naar het huis terugkeerden, vonden ze de zieke dienaar gezond.
Denken we soms nog eens na over ‘gezag’? In onze tijd en cultuur mag het woord haast niet meer uitgesproken worden, of het zou zijn om te verdedigen dat ik wel het gezag over mezelf zal uitoefenen (en ondertussen stilletjes proberen een ander te beïnvloeden).
De (heidense!) centurio blijkbaar wél. En deels zal dat natuurlijk geweest zijn omdat hij er elke dag mee te maken had in zijn militaire job, maar het is duidelijk dat hij veel verder keek dan dat!
Misschien moeten wij wel eerst grondiger onze eigen ‘plaats’ onderzoeken en ten volle erkennen, eer wij kunnen zien wat Jezus’ plaats is in het G-ddelijk gebeuren!?
En misschien zouden wij dan daarin het vertrouwen vinden om ons leven in zijn handen te laten, en niet te denken dat wij het wel allemaal zelf kunnen maken.
Het past niet in onze tijd en cultuur te erkennen – laat staan uit te spreken – dat wij ‘klein’ zijn. Maar negeren wij daarmee gewoonweg niet de waarheid, en missen we daarmee net ook niet G-ds bevrijding?
Lc.2,22-40 (2/2/2021)
Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren [40 dagen na de geboorte], brachten zij Jezus naar Jeruzalem
– volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8] – om hem voor te stellen aan de Heer.
– Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]: Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan de Heer worden toegewijd.
– en om – volgens de wet van de Heer – de offerande te brengen: een koppel tortels of twee jonge duiven. [= zoals voor armen was bepaald]
Kijk! In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette. Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man die uitzag naar de vervulling voor Israël
[de messias] en de heilige Geest was met hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij
niet zou sterven voor hij de gezalfde van de Heer [christos – messiah] zou hebben gezien.
In die geest kwam hij naar de tempel en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken,
ontving ook hij het in zijn armen. Hij loofde God en zei:
“Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester
– volgens jouw woord.
Want mijn ogen hebben jouw bevrijding gezien
die jij bereid hebt voor alle volken:
een licht,
tot verlichting van de volken
en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
Zijn vader en moeder stonden verwonderd over wat er van hem werd gezegd. Simeon zegende hen en zei tegen Maria:
“Kijk! Deze ligt hier tot val en opstanding van velen en tot teken dat weersproken wordt, zodat de innerlijke overwegingen van velen aan het licht zullen komen.
– En ook je eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.”
Er was ook een profetes: Hanna, dochter van Fanuël, van de stam van Aser. Ze was hoogbejaard: na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar. Nooit ging ze weg van de tempel en ze diende de Heer nacht en dacht met vasten en gebed.
Juist op dat moment kwam zij er bij staan. Antwoordend, loofde zij God en sprak over hem tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht, keerden ze terug naar Galilea, naar hun stad, Nazaret.
Het kindje groeide op en werd gesterkt, het werd vervuld van wijsheid en de genade van God was met hem.
We mogen getuigen zijn van een fascinerend ritueel. Enerzijds wordt het prille leven toegewijd aan G-d.
Anderzijds wordt dat leven door G-d teruggegeven met de opdracht: ‘Behoed’ dit leven. (Wordt (beh)ouders, in de volle betekenis van het woord.)
Vol verwondering kijk ik toe en vraag me af: Kunnen wij nog ‘schroomvol’ binnentreden in het Mysterie van het leven?
Kunnen we dit nog beleven in een maatschappij die, meer en meer, doordrongen raakt van de idee dat vruchtbaarheid, geboorte,
leven en dood in onze hand liggen, maakbaar en beheersbaar zijn? Kan het zijn dat we langzaam maar zeker vervreemd raken van dat ‘Mysterie’?
Het is nochtans te voelen, bij elke geboorte. Elk nieuw leven ís een geschenk. Het wordt ons gegeven, zomaar, uit Liefde!
Zo mooi dat ‘spel’ van ontvangen, toewijden en terugkrijgen. Zo fascinerend om schroomvol de snaar van intense verwondering te voelen trillen.
Dan kan je niet anders dan je handen en je hart te laten openbreken voor dat wonderlijke geschenk, dit nieuwe leven liefdevol ontvangen
en het zorgzaam tot z’n volle ontplooiing laten komen.