Psalm van de maand: december
Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers
Psalm 26
Doe mij recht, Heer; mijn weg is intéger.
Ik vertrouw op Jóu, ik wankel niet.
Doorgrond mij, Heer, tòets mij hartsgrondig:
ik wandel in jouw waarheid en lièfde.
Ik zit niet bij mensen vol válsheid
en kom niet bij wie enkel véinst.
Ik vermijd de kring van bòosdoeners
en zit niet bij de verdwàasden.
Ik kom tot bij jouw áltaar, Heer,
om te doen horen mijn dankbare stém
en te getuigen van jouw wondere wèrken.
De plaats waar Jij woont, heb ik lìef, Heer.
Laat mij niet ten onder gaan met de zóndaars,
wiens handen met blóed zijn besmeurd;
handen die ònrecht beramen
en met smeergeld zich ìnlaten.
Maar mijn weg is intéger, Heer;
koop mij vrij en wees mij genádig.
Mijn voet staat vast op rèchte weg.
Ik zal Jou prijzen in de gemèenschap.
Gezongen door Wouter deruwe
Psalm 26 – aanzet
Hoewel de toon van Psalm 26 toch wel anders is dan die van onze vorige Psalm van de maand (Ps. 16), voelt het voor mij toch aan alsof ze dicht bij elkaar aanleunen. Mij lijken ze beide te gaan over een diep G-dsvertrouwen en een innige G-dsverbinding, maar die wordt hier ‘stiller’ verwoord. ‘Aarzelend’ zou ik niet het juiste woord vinden, want er is een soort ‘rustige zekerheid’ tussen de psalmbidder en G-d. Maar er is niet die uitbundige vreugde uit Psalm 16 – maar wel dus hetzelfde vertrouwen.
In de geschiedenis heeft men vaak de Psalmen proberen in te delen in categorieën. Voor deze Psalm kwam men er dan vaak niet makkelijk uit. Aangezien de psalmist uitgaat van zijn onschuld/integriteit, lijkt er geen voorwerp van klacht te zijn. Wat is dan de situatie waarin hij/zij bidt? O.w.v. de verzen 4, 5, 9 en 10, die telkens over ‘de boosdoeners’ gaat, ziet men er dan toch een klacht in van de eigen integere levenswandel tegenover de boze levenswandel van anderen rondom zich. Deze klacht kun je dan begrijpen als een aanklacht, maar ook als een soort angstige vraag van de bidder aan G-d: Je ziet toch mijn integriteit? Je zult mij toch niet ten onder doen gaan zoals de boosdoeners?
Omwille van v. 6-8 heeft men echter ook wel gedacht aan een pelgrimspsalm, waarbij de bidder zijn integriteit uitspreekt (of vraagt) voor hij het heiligdom binnengaat.
Persoonlijk ben ik meer geneigd deze Psalm als een innig persoonlijk gebed te zien, waarin de psalmist dus in een rustige, stille zekerheid zijn integere houding t.a.v. G-d durft uit te spreken. Je zou het wel kunnen zien dat hij/zij dit gebed in de tempel uitspreekt, maar dat laatste kan ook symbolisch gezien worden als de innerlijke woonplaats binnen in zichzelf.
De duidelijk concentrische opbouw van de Psalm openbaart duidelijk het centrum: niet de psalmbidder zelf!, maar (de liefde voor) G-d(s woonplaats) staat centraal!
A mijn integere weg str.1
B de weg van de boosdoeners str.2
C de liefde voor G-ds woonplaats str.3
B’ de weg van de boosdoeners str.4
A’ mijn integere weg str.5
In mijn aanvoelen gaat deze Psalm dus over een innige verbinding met G-d, die hij/zij in rustig vertrouwen durft uit te spreken.
Dat dit geen hoogmoed is – want “wie is zonder schuld bij G-d”? – blijkt voor mij uit de voorbeelden die hij zelf geeft over zijn pogingen zijn levensweg integer te houden. Hij is zich dus bewust van de valkuilen en de risico’s – ook dat hij er zelf zou kunnen intrappen! Zijn bede vanúit integriteit, is tegelijk een bede óm integriteit. Dat hij dit niet uit zichzelf kan, toont m.i. juist het centrum van deze Psalm: niet de bidder, maar G-d is de bron van de integriteit.
Voor de mens/voor mij is integriteit een weg … die nog moet gegaan worden …
Daarom past het Advent-psalmrefrein er heel mooi bij:
Moge mijn voet vast staan op rechtgebaande wegen.
En die wegen zijn
een weg van liefde
zoals de impressietitel het geeft …