Mt.10,7-13 (11/06/2022)
Ga en verkondig:
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
wek de doden op, verdrijf de demonen.
Voor niets heb je ontvangen,
voor niets moet je geven.
Neem geen goud mee,
geen zilver of koper in je gordel,
geen reiszak, geen extra kleren,
geen sandalen en geen stok,
want ‘wie werkt is zijn voedsel waard’.
In welke stad of dorp je ook binnenkomt,
onderzoek wie het daar waard is
en blijf daar dan tot je er weggaat.
Als je in een huisgezin binnenkomt,
groet hen [= zegen hen met vrede].
Als zij het waard zijn,
zal je vrede over hen komen,
maar als zij het niet waard zijn,
laat dan je vrede over jezelf terugkeren.
Barnabas, wiens feest we vandaag vieren, is geen apostel uit de 12 die Jezus aanstelde. Toch wordt hij apostel genoemd en krijgt hij hier in ‘zijn’ Evangelie dezelfde opdracht als andere apostelen. Apostel zijn is dan ook niet beperkt tot tot een bepaald clubje te behoren. Apostel zijn is de opdracht van elke Christen.
Barnabas heeft dit vanaf het begin heel ernstig genomen. Hij was het “die een akker verkocht en het geld ervan neerlegde aan de voeten van de leerlingen” (Hand.4,36). Hij was het die de pas bekeerde Paulus in contact bracht met de leerlingen in Jeruzalem, terwijl die er nog allemaal doodsbang van waren (Hand.9,27). Later vergezelde hij hem ook op diens missiereizen.
Wat hij gedaan heeft om zijn mooie bijnaam te verdienen – hij heette Jozef, maar ze noemden hem Barnabas, zoon van de vertroosting – daar hebben we het raden naar, maar het zal ongetwijfeld veel goeds geweest zijn.
En van op die ‘grond’, in deze levensingesteldheid, gaat hij er op uit. Ik denk dat hij als apostel niet veel hoefde te zéggen om te verkondigen, maar dat zijn levenswijze ‘boekdelen sprak’ …