Mt.5,13-16 (7/06/2022)
(Tussen 7 en 24 juni hebben we een continue lezing van de Bergrede. Meer dan de moeite waard om wat extra aandacht aan te besteden. In deze rubriek vind je zoals gewoonlijk een duiding bij het stukje lezing dat voorzien is voor deze dag. Ter oriëntering schreven we er vorig jaar ook een inleiding bij over het geheel. Die vind je onder deze link.)
“Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout verdwaasd raakt, waarmee kan het dan weer zout worden? Voor niets heeft het nog kracht, alleen om weggeworpen te worden en door de mensen vertrapt.”
Jullie zijn het licht van de wereld. Een stad kan niet verborgen zijn als ze boven op een berg ligt. Men steekt ook geen lamp aan om ze onder een emmer te zetten, maar men zet haar op een kandelaar zodat ze schijnt voor alle mensen in huis. Zo moet ook jullie licht stralen voor de mensen, opdat ze bij jullie de goede werken zien en jullie Vader in de hemelen grootmaken.”
Na de zaligsprekingen gaat Jezus nu verder. “Jullie zijn het zout …” Tot wie richt Jezus zich als hij ‘jullie’ zegt? Het zijn de leerlingen, maar ook de grotere kring er omheen, de menigte. Het zijn de treurenden, de armen, eenvoudige vissers, handarbeiders: zij worden aangesproken. ‘Jullie’ staat er geschreven: daarin is iedere ‘jij’ opgenomen in het grotere geheel en wordt zo heel persoonlijk aangesproken. In die context klinkt een oproep die te maken heeft met onze bestemming, nl. zout en licht ‘zijn’. (Er staat niet jullie ‘moeten zijn’.) Wat een enorm vertrouwen! Jezus zegt ons dat we al zijn wat we zullen worden. Je bént zout. Je bént licht. Jij maakt het verschil in smaak en zichtbaarheid. Dat geeft ruimte en werkt bevrijdend.
Wij, dat kleine groepje gewone mensen, wij die geen grote heiligen zijn, wij met onze gebreken … wij ‘zijn’ zout/licht in de wereld. Aan ons om mensen de smaak te laten proeven van een G-d-gericht leven en licht te laten zien – zijn Licht – opdat het goede/De Goede te zien zou zijn.