Mt. 23,13-22 (23/08/2021)
“Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat je het koningschap der hemelen afsluit voor de mensen.
Want zelf ga je er niet binnen
en wie wel binnengaat, verhinder je het.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat je de huizen van weduwen opslokt
terwijl je naar buitenuit lange gebeden zegt.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat je zee en land rondreist
om een proseliet [bekeerling tot het Jodendom] te maken.
En wanneer hij het geworden is,
maak je hem tot een hellekind, dubbel zo erg als jezelf.
Wee jullie, blinde wegwijzers, die zeggen:
zweren bij de tempel, is niets,
maar zweren bij het goed van de tempel, is bindend.
Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter, het goud, of de tempel die het goud heiligt?
En nog:
zweren bij het altaar, is niets,
maar zweren bij de gave erop, is bindend.
Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter, de gave, of het altaar die de gave heiligt?
Wie dus zweert bij het altaar, zweert dáárbij én bij alles wat er op ligt.
En wie zweert bij de tempel, zweert dáárbij én bij wie er in woont.
En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij wie er op zit.”
Opnieuw daagt Jezus de schriftgeleerden en de farizeeën uit. Hij wil hen (en ook ons) doen reflecteren over hoe zij zich gedragen in het concrete leven. Hij daagt hen uit te kijken naar wat er gaande is in hun ‘binnenste’: hoe ze omgaan met G-d, met hun geloof en met religieuze handelingen en toespraken. Hij legt bloot dat G-d en geloof niet dienen om je eigen daden, houdingen en standpunten te rechtvaardigen; hij voert een pleidooi voor echtheid en oprechtheid. Anderen leiden naar G-d, doe je niet met mooie woorden alleen, niet met uiterlijk vertoon, maar vanuit Liefde, vanuit het wezenlijke. Wee jullie die je leven laten beheersen door regels, wetten en oordelen! Je houdt mensen die willen door dringen tot het wezenlijke tegen.
Zijn oproep klinkt nog steeds even luid! Wat met onze woorden en daden? Zijn ze ingegeven door een overdreven bekommernis om ‘waarheid’ en rechtlijnigheid, of door rechtvaardigheid, barmhartigheid en liefde?