Verbonden Leven

Mt.2,1-12 (5/01/2025)

1     Toen nu Jezus geboren was
       in Betlehem van Judea,
       in de dagen dat Herodes koning was,
       kijk, daar kwamen wijzen uit het oosten naar Jeruzalem.
2      Die zeiden:
       “Waar is de nieuwgeboren koning van de Joden?
       Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien
       en wij zijn gekomen om voor hem neer te knielen.”
3      Toen koning Herodes dit hoorde,
       raakte hij erg verontrust, en heel Jeruzalem met hem.
4      Hij bracht alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen
       en ondervroeg hen over waar de Gezalfde [christos/messiah] geboren zou worden.
5      Ze zeiden hem:
       “In Betlehem van Judea,
       want zo staat geschreven door de profeet:
6    En jij, Betlehem, land van Juda,
       bent zeker niet de kleinste onder de leiders van Juda,
       want uit jou zal een leider voortkomen
       die herder zal zijn voor mijn volk Israël.” [Micha 5,1-3]
7      Toen riep Herodes in het geheim de wijzen
       en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd van het verschijnen van de ster.
     Hij zond hen naar Betlehem en zei:
       “Ga, en doe een nauwkeurig onderzoek naar het kindje,
       en van zodra je het gevonden hebt, bericht het mij dan,
       zodat ook ik voor hem kan komen neerknielen.”
9    Nadat ze de koning aanhoord hadden, gingen ze op weg.
       En kijk! De ster die ze in het oosten hadden gezien
       ging voor hen uit
       tot hij stil bleef staan boven de plaats waar het kindje was.
10    Bij het zien van de ster
       werden zij met zeer grote vreugde vervuld.
11    Ze gingen het huis binnen
       en vonden het kindje en zijn moeder Maria.
       Ze vielen voor hem neer op hun knieën,
       openden hun schatkisten
       en boden het geschenken: goud, wierook en mirre.
12    Nadat ze in een droom een aanwijzing hadden gekregen
       om niet naar Herodes terug te keren,
       keerden zij langs een andere weg terug naar hun land.

Het ‘Oosten’ is de plek waar mensen wijs zijn – of juist wijs worden – door naar de sterren te durven kijken, zich vragen te stellen, en daarmee samen op weg te gaan. Niet-weten vormt er de basis om nieuwsgierig te zoeken naar antwoorden die niet vooraf vastliggen en zich te laten leiden door een teken, dat overigens niet altijd even zichtbaar is.
‘Jeruzalem’, het Westen, is de plek waar mensen weten – het al weten. Zekerheden, controle en macht zijn er de leidraad, en wat dit onderuit haalt zorgt voor onrust. Hun kennis halen ze uit de boeken (die op zichzelf wijs zijn), maar zet hen niet op weg. Ze blijven draaien in de kring van het eigen gelijk en het status quo.
‘Bethlehem’ is de plek waar mensen gewoon mens zijn, de ‘stad van David’ – toen al een plek waar het kleine uitverkoren wordt. De koning, de leidsman, blijkt een herder te zijn, een baby zelfs! G-d zelf keert alles om, opdat de mens zich zou omkeren en zien wat ís. Vreugde is het deel van deze mensen!
Zal ik met de wijzen meegaan? Durven op weg gaan met niets dan vragen, maar wel een ster (soms)? Zal ik mijn vragen stellen aan ‘de boeken’, wetend dat ik vérder moet gaan? En zal ik dan knielen – vol vreugde! – bij iets wat helemaal nieuw is, en zo anders dan ik me maar kon voorstellen!?