Verbonden Leven

Mt.16,13-23 (8/08/2024)

13    Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
       Hij vroeg aan zijn leerlingen:
       “Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14    Ze antwoordden:
       “Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
       en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15    Nu zei hij tegen hen:
       “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16    Simon Petrus antwoordde:
       “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
       de zoon van de levende God!”
17    Jezus zei nu tegen hem:
       “Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
       want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
       maar mijn Vader in de hemelen.
18    En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
       en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
       en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19    En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
       Wat je zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen,
       en wat je zult vrij maken op de aarde,
       zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”

20    Daarop verbood hij zijn leerlingen
       aan iemand te zeggen dat hij de Gezalfde was.

21    Vanaf toen begon Jezus zijn leerlingen aan te wijzen
       dat het moest
       dat hij naar Jeruzalem trok,
       dat hij veel te lijden zou hebben van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
       dat hij gedood zou worden
       en dat hij op de derde dag zou opstaan.
22    Petrus nam hem terzijde en sprak hem fel toe:
       “Goeiegenade! Nooit mag jou zoiets overkomen, Heer!”
23    Maar Jezus keerde zich om
       en zei tegen Petrus:
       “Ga weg! Achter mij, tegenstrever [satan]!
       Je bent mij een ergernis/struikelblok,
       omdat je niet denkt vanuit God,
       maar vanuit de mens.”

Jezus gaat in gesprek met zijn leerlingen. Een gewoon gesprek tussen vrienden over wat er zoal de ronde doet over hem. Al sprekende neemt hij hen mee naar een diepere laag. Hij is immers niet geïnteresseerd in wat die anderen over hem denken. Hij wil graag weten wat zijn vrienden zelf denken, hoe zij hem zien: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Deze persoonlijke vraag brengt hen op het spoor van wat in hen leeft. Beseffen ze wat in hen leeft en welke stem zullen ze aan het woord laten: die van G-d of die van de tegenstrever (blijkbaar zijn ze beide aanwezig in elke mens)?
Wanneer Petrus antwoordt vanuit G-d, staat hij stevig genoeg om een gemeenschap op te bouwen. Als hij echter de woorden van de tegenstrever kansen geeft om tot uiting te komen, wordt hij een struikelblok en kan hij maar beter naar de achtergrond verdwijnen.
Het zal er dus telkens weer op aankomen te onderscheiden of ik spreek en handel als medestander van Jezus, of eerder halfslachtig op twee gedachten blijf hinken en daardoor zijn tegenstander word?