Mt.9,9-13 (5/07/2024)
9 Jezus ging van daar verder
en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij,” zei hij tegen hem,
en hij stond op en volgde Jezus.
10 Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11 Toen de Farizeeën dit zagen,
insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
12 Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
“Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken.
13 Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
Mededogen wens ik, geen holle offers.
Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen,
maar de zondaars.”
Roepingsverhalen worden in het Evangelie altijd met een verbluffende kortheid vermeld: “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus. Ik sta daar telkens wat van te kijken: zou ík dat doen? Anderzijds moet ik ook erkennen dat ik eigenlijk niet al te veel sluitende uitleg kan geven waarom ik eigenlijk Jezus volg. Ergens ga ik ook in op een roepstem die ik niet precies kan aanwijzen, maar tegelijk ook niet wil buitensluiten.
Misschien heeft dat – toen en nu – te maken met het feit dat Jezus heel ‘reële’ mensen roept, d.w.z. mensen van vlees en bloed die zijn – en mogen zijn – zoals ze zijn, dus allemaal (allemaal!) met hun beperkingen en ‘zonden’. Dáár doet G-d het mee in deze wereld! Het is een beetje een pijnlijk besef, maar tegelijk een erg helend besef dat ikzelf ook zo’n ‘tollenaar en zondaar’ ben, maar dat G-d dus net míj wil om zijn rijk verder op te bouwen!
Als ik wacht met mij in te zetten voor G-ds rijk tot ik ‘gezond’ ben, zal hij lang moeten wachten; als ik inga op zijn roep, ook ín mijn ongeheeldheid, zal ik ‘gezond(en)’ worden!