Mt.4,18-22 (30/11/2023)
18 Rondwandelend langs het meer van Galilea,
zag Jezus twee broers:
Simon, die Petrus werd genoemd,
en zijn broer Andreas.
Ze waren hun netten aan het uitwerpen in het meer
– ze waren namelijk vissers.
19 “Kom, mij achterna, riep Jezus hen,
en ik zal jullie vissers van mensen maken.”
20 Onmiddellijk lieten zij hun netten los
en volgden hem.
21 Verder gaande
zag hij twee andere broers:
Jakobus, de zoon van Zebedeus,
en zijn broer Johannes.
Ze waren met hun vader Zebedeus
in de boot de netten aan het herstellen,
en hij riep hen.
22 Onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader los
en volgden hem.
Elke apostel heeft zijn feestdag, dus ook Andreas. Hij was iemand die met heel zijn doen en laten mensen toe-leidt naar Jezus. Zelf was hij bereid alles achter te laten om Jezus te volgen wanneer deze hem riep, en enthousiast riep hij op zijn beurt andere volgelingen.
Er wordt vandaag de dag veel geroepen; allemaal mensen en instanties die hun stem verheffen omdat ze, wat ze te verkondigen hebben zo belangrijk vinden. Tussen al dat rumoer door is er echter ook een stem die – wanneer je er oor voor hebt zoals Andreas – boven al dat andere lawaai uitsteekt. Het is een stem van een totaal andere orde. Het is een stem die getekend is door nederigheid, kwetsbaarheid en geduld. Het is een stem die uitnodigt in liefde, een stem die wacht op een antwoord, gegeven in liefde en vrijheid.
Andreas werd geroepen en ging zonder aarzelen (zo lijkt het toch) in op deze roep.
Misschien is de Advent een uitgelezen tijd om even stil te staan bij ons geroepen zijn: Zijn we bereid om de Stem te ontvangen, te dragen, en vervolgens te mogen baren langsheen ons ja-woord?